200903393/1/R2.
Datum uitspraak: 9 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 22 april 2008, kenmerk PZH-2008-292395, heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Lansingerland (hierna: de raad) bij besluit van 26 april 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Vrijstellingsmogelijkheid voor vlaggenmasten" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2009, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 mei 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland namens de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 november 2009, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door mr. J.M.S. Salomons, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, [appellant sub 2], in persoon en bijgestaan door mr. A. Vinkenborg, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. M. Molenwijk, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. T. Ruis, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan voorziet door een verzamelherziening in een aanvulling van de algemene vrijstellingsbepaling van zeventien onherroepelijke bestemmingsplannen van de voormalige gemeente Bleiswijk met een nieuw lid, luidende: "het college [van burgemeester en wethouders] kan vrijstelling verlenen tot een hoogte van max. 9 m voor het bouwen van vlaggenmasten, lantaarnpalen en vergelijkbare bouwwerken, geen gebouw zijnde, en die naar aard en bestemming op voor de voorgevelgrens gelegen gronden toelaatbaar zijn.".
2.3. Het college heeft in het bestreden besluit goedkeuring onthouden aan de aanvulling van de algemene vrijstellingsbepaling van het bestemmingsplan "Buitengebied, inclusief 1e en 2e partiële herziening" (hierna: het bestemmingsplan "Buitengebied") en het plan voor het overige goedgekeurd. In zijn verweerschrift stelt het college dat dit besluit een vergissing bevat omdat abusievelijk aan de aanvulling van het bestemmingsplan "Buitengebied" goedkeuring is onthouden terwijl het college had beoogd aan de aanvulling van de beide bestemmingsplannen met betrekking tot het plangebied Korenmolenhoek, te weten het bestemmingsplan "Korenmolenhoek, inclusief 1e uitwerkings- c.q. wijzigingsplan" en het bestemmingsplan "Korenmolenhoek, 1e partiële herziening" (hierna tezamen: het bestemmingsplan "Korenmolenhoek"), goedkeuring te onthouden.
Het beroep van [appellante sub 1]
2.4. [appellante sub 1] betoogt dat er onduidelijkheid bestaat in hoeverre de voormelde aanvulling van de algemene vrijstellingsbepaling geldt voor het bestemmingsplan "Korenmolenhoek", in welk plangebied haar perceel [locatie 1] is gelegen.
2.5. Onweersproken staat vast dat het perceel van [appellante sub 1] in een ander plangebied is gelegen dan het plangebied behorend bij het bestemmingsplan "Buitengebied", ten aanzien waarvan bij vergissing - wat daar ook van zij - goedkeuring is onthouden. Het beroep is niet gericht tegen deze onthouding van goedkeuring. Wat betreft de goedkeuring van de aanvulling van de algemene vrijstellingsbepaling van het bestemmingsplan "Korenmolenhoek" komt [appellante sub 1] geen procesbelang toe aangezien zij met de goedkeuring heeft verkregen wat zij wenst.
2.6. Het beroep van [appellante sub 1] is niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellant sub 2]
2.7. [appellant sub 2] betoogt dat het college door goedkeuring te onthouden aan de aanvulling van de algemene vrijstellingsbepaling van het bestemmingsplan "Buitengebied" heeft gehandeld in strijd met de vereiste zorgvuldigheid, nu het college had beoogd goedkeuring te onthouden aan de aanvulling van de algemene vrijstellingsbepaling van het bestemmingsplan "Korenmolenhoek". Gelet op het oogmerk van het college en de omstandigheid dat zijn perceel [locatie 2] en het perceel [locatie 1] van [appellante sub 1], waarop bij de erfgrens een vlaggenmast is opgericht, zijn gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan "Korenmolenhoek", betoogt [appellant sub 2] dat het bestreden besluit in die zin dient te worden gewijzigd.
[appellant sub 2] betoogt voorts dat de algemene vrijstellingsbepaling dient te worden aangevuld met de toevoeging van een minimumafstandsvereiste van 1,5 meter tussen een te plaatsen vlaggenmast en de erfgrens zodat op voorhand mogelijke hinder kan worden voorkomen.
2.8. Het college stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit een vergissing bevat in die zin dat abusievelijk aan de aanvulling van de algemene vrijstellingsbepaling van het verkeerde plan goedkeuring is onthouden. Het college verzoekt de Afdeling krachtens artikel 8:72, vierde lid, van de Awb in de zaak te voorzien en het bestreden besluit in die zin te wijzigen dat de aanvulling van de algemene vrijstellingsbepaling van het bestemmingsplan "Buitengebied" alsnog wordt goedgekeurd en dat alsnog goedkeuring wordt onthouden aan de aanvulling van de algemene vrijstellingsbepaling van het bestemmingsplan "Korenmolenhoek".
2.9. De raad stelt zich op het standpunt dat het voorliggende plan voorziet in een algemene ontheffingsmogelijkheid, waarvan de inhoudelijke afweging per individuele aanvraag dient te worden gemaakt. Gelet op de door de raad vastgelegde beleidslijn dat aan de belangen van omwonenden en van een acceptabel straatbeeld recht wordt gedaan doordat geen vrijstelling zal worden verleend indien daardoor onevenredig afbreuk zou worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en werken, is het nader formuleren van de bepaling volgens de raad niet gewenst. Iedere aanvraag voor het plaatsen van een vlaggenmast moet op zijn eigen merites worden beoordeeld. Indien nodig kan per geval een afstandseis als voorwaarde aan de vergunningverlening worden verbonden. Nu de beoogde onthouding van goedkeuring aan de aanvulling van de algemene vrijstellingsbepaling van één van de zeventien vigerende bestemmingsplannen, waarvoor de verzamelherziening is vastgesteld, slechts is ingegeven door de locatie van één vlaggenmast, is het door het college beoogde besluit volgens de raad disproportioneel.
2.10. Het plan strekt, gelet op de eerdere uitspraak van de Afdeling (uitspraak van 16 augustus 2006 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200509905/1&verdict_id=14746&utm_id=1&utm_source=Zoeken_in_uitspraken&utm_campaign=uitspraken&utm_medium=internet&utm_content=200509905/1&utm_term=200509905/1">200509905/1</a>), tot het bieden van de mogelijkheid tot legalisatie van de vele, zonder bouwvergunning voor de voorgevelgrens geplaatste vlaggenmasten in Bleiswijk door aan de algemene vrijstellingsbepaling van vigerende bestemmingsplannen een desbetreffende vrijstellingsmogelijkheid toe te voegen. Oogmerk van het plan is te voorkomen dat deze vlaggenmasten - zo nodig met toepassing van bestuurlijke handhavingsmaatregelen - zouden moeten worden verwijderd.
2.10.1. Gelet op het standpunt van het college dat in het bestreden besluit abusievelijk goedkeuring is verleend aan de aanvulling van de algemene vrijstellingsbepaling van het bestemmingsplan "Korenmolenhoek", is de Afdeling van oordeel dat het bestreden besluit in zoverre in strijd met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Het beroep van [appellant sub 2] is reeds om die reden gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb dient te worden vernietigd.
2.11. De Afdeling ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in zoverre met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand te laten. Zij ziet geen grond in zoverre zelf voorziend goedkeuring aan het plan te onthouden. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.11.1. De aanvulling van de vrijstellingsmogelijkheid betreft een algemene regeling aan de hand waarvan een inhoudelijke afweging per individuele aanvraag dient te worden gemaakt. Daarbij is ook de afstand tot de erfgrens van belang. Volgens de beleidslijn wordt rekening gehouden met zowel de belangen van omwonenden als die van een acceptabel straatbeeld. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de vrijstellingsbevoegdheid door het ontbreken van een als voorwaarde aan te houden minimumafstand tot de erfgrens in strijd moet worden geacht met de rechtszekerheid. Uit de omstandigheid dat het college kan instemmen met de verzamelherziening met dezelfde algemene vrijstellingsbevoegdheid voor de overige bestemmingsplannen, volgt ook dat het college in die zin geen bezwaren ziet. Het gaat niet aan vanwege een individueel geval aan de aanvulling van de algemene vrijstellingsregeling voor één van de bestemmingsplannen goedkeuring te onthouden. De afweging voor dat geval kan plaatsvinden in het kader van de aanvraag voor een bouwvergunning.
2.12. Het college dient ten aanzien van [appellant sub 2] op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellante sub 1] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellante sub 1] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 2] gegrond;
III. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 22 april 2008, kenmerk PZH-2008-292395, voor zover goedkeuring is verleend aan de aanvulling van de algemene vrijstellingsmogelijkheid van de bestemmingsplannen "Korenmolenhoek, inclusief 1e uitwerkings- c.q. wijzigingsplan" en "Korenmolenhoek, 1e partiële herziening";
IV. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in zoverre in stand blijven;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2009