ECLI:NL:RVS:2009:BK5804

Raad van State

Datum uitspraak
2 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905991/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • B.S. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kern Maasland 2008 en verzoek om voorlopige voorziening

Op 19 mei 2009 heeft de raad van de gemeente Midden-Delfland het bestemmingsplan "Kern Maasland 2008" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben de verzoekers op 12 augustus 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 23 november 2009 ter zitting behandeld, waarbij de verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M.R. Plug, en de raad, vertegenwoordigd door mr. W.I. Koelewijn, aanwezig waren. Ook een belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. R. Brouwer, was als partij gehoord.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn uitspraak op 2 december 2009 overwogen dat het oordeel van de voorzitter voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoekers beogen met hun verzoek te bereiken dat er geen nieuwe bouwvergunningen kunnen worden verleend voor een woning en een berging op percelen die mede in hun eigendom zijn. De voorzitter concludeert dat de realisering van de bestemming "Wonen" op deze percelen aannemelijk is, ondanks de privaatrechtelijke belemmeringen die de verzoekers aanvoeren.

De raad heeft gesteld dat er geen grondexploitatieplan nodig is, omdat de grondexploitatie al is afgesloten. De voorzitter heeft geen aanleiding gezien om aan de juistheid van dit standpunt te twijfelen. Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en is er geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

200905991/2/R3.
Datum uitspraak: 2 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Midden-Delfland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 mei 2009 heeft de raad van de gemeente Midden-Delfland (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Kern Maasland 2008" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 augustus 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 augustus 2009, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoekers] alsmede [belanghebbende] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 november 2009, waar [verzoekers], in persoon en bijgestaan door mr. M.R. Plug, advocaat te Delft, en de raad, vertegenwoordigd door mr. W.I. Koelewijn, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
Verder is [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. R. Brouwer, advocaat te Naaldwijk, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoekers] beogen met hun verzoek te bereiken dat op basis van het plan geen nieuwe bouwvergunningen kunnen worden verleend voor de woning op het perceel [locatie 1] en de berging op het perceel [locatie 2]. [verzoekers] voeren aan dat, nu de eigendom van een strook van de percelen [locatie 1 en 2] mede bij hen berust, een privaatrechtelijke belemmering met een evident karakter in de weg staat aan de verwezenlijking van de bestemming "Wonen" die aan voormelde percelen is toegekend. Zij voeren verder aan dat ten onrechte geen grondexploitatieplan is vastgesteld.
2.3. Privaatrechtelijke verhoudingen zijn in het algemeen uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet van doorslaggevende betekenis. Slechts indien deze van een zodanige aard zijn dat daarmee de realisering van het bestemmingsplan binnen de planperiode niet aannemelijk is, kan hieraan betekenis toekomen. De desbetreffende woning en de berging zijn reeds gebouwd op de strook van de percelen [locatie 1 en 2] die in mede-eigendom is van [verzoekers]. Door de raad is gesteld dat de desbetreffende strook grond alsnog zal worden onteigend, indien over de verwerving daarvan geen overeenstemming met [verzoekers] kan worden bereikt. [verzoekers] hebben niet aannemelijk gemaakt dat onteigening in dit geval niet mogelijk is. De voorzitter neemt tevens in aanmerking dat het handhaven van de voormalige bedrijfsbestemming van de strook grond, zoals [verzoekers] beogen, gelet op breedte en ligging daarvan redelijkerwijs niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening kan worden geacht. Gezien het voorgaande is de verwezenlijking van de bestemming "Wonen" naar het oordeel van de voorzitter in voldoende mate te verwachten.
2.4. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat geen grondexploitatieplan behoefde te worden opgesteld, aangezien de grondexploitatie feitelijk al is afgesloten. De voorzitter begrijpt dit standpunt aldus dat volgens de raad het verhaal van de kosten anderszins verzekerd is, aangezien dit verhaal reeds in een eerder stadium heeft plaatsgevonden toen ter plaatse woningbouw werd gerealiseerd. Hetgeen [verzoekers] hebben aangevoerd, geeft geen aanknopingspunt om aan de juistheid van het standpunt van de raad te twijfelen.
2.5. Gezien het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Jansen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2009
399.