ECLI:NL:RVS:2009:BK5822

Raad van State

Datum uitspraak
9 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900853/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan "Koningshoeven" door college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Koningshoeven" door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Het college heeft op 23 december 2008 besloten om goedkeuring te verlenen aan het door de raad van de gemeente Veldhoven op 20 mei 2008 vastgestelde bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben twee groepen appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun bezwaren tegen de woningbouw en de ontsluiting van het plangebied naar voren hebben gebracht. De appellanten stellen dat de woningbouw in strijd is met provinciaal en gemeentelijk beleid en dat er onvoldoende rekening is gehouden met archeologische waarden en de verkeersdrukte op de ontsluitingsweg.

De Raad van State heeft de zaak op 29 oktober 2009 behandeld. De appellanten hebben hun standpunten toegelicht, bijgestaan door hun advocaat, terwijl het college en de raad ook hun standpunten hebben verdedigd. De Raad heeft overwogen dat het college de taak heeft om te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gekozen ontsluiting aanvaardbaar is. De Raad heeft vastgesteld dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de door het college gekozen ontsluiting onjuist is en dat er geen noodzaak is voor een akoestisch onderzoek.

Uiteindelijk heeft de Raad van State de beroepen van de appellanten ongegrond verklaard, waarbij is geconcludeerd dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan niet in strijd is met het recht. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 9 december 2009.

Uitspraak

200900853/1/R2.
Datum uitspraak: 9 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], allen wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2], beiden wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 december 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Veldhoven (hierna: de raad) bij besluit van 20 mei 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Koningshoeven" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 maart 2009, en [appellanten sub 2] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 2]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 maart 2009, beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Het college heeft een nader stuk ingediend. Ballast Nedam heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2009, waar [appellant sub 2], in persoon, en bijgestaan door mr. F.C.J.J. Jessen, advocaat te ’s-Hertogenbosch en [appellanten sub 1], vertegenwoordigd door mr. F.C.J.J. Jessen, advocaat te ’s-Hertogenbosch, en het college, vertegenwoordigd door A.H.P. Bosman, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn de raad, vertegenwoordigd door R. Smits, ambtenaar in dienst van de gemeente, en Ballast Nedam, vertegenwoordigd door mr. C. Burgemeestre, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde], daar als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan betreft de herontwikkeling van een voormalige schoollocatie, ten zuidwesten van Veldhoven, en voorziet in de bouw van 38 woningen met bijbehorende voorzieningen en ontsluitingswegen.
2.3. Het beroep van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] richt zich tegen de geplande woningbouw met de daarbij behorende ontsluiting. Volgens [appellant sub 2] is de voorziene woningbouw in strijd met het provinciale en gemeentelijke beleid en is woningbouw niet passend vanwege de aanwezige archeologische waarden.
Daarnaast stellen [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] dat het aantal woningen en de ontsluiting daarvan op de weg Heers een te grote druk geven op de omgeving. Volgens hen is de Heers niet geschikt als ontsluitingsweg. [appellanten sub 1] stellen hieromtrent dat het college ten onrechte er van uit is gegaan dat op de Heers een 30 km/uur regime geldt en dat in strijd met de Wet Geluidhinder (hierna: Wgh) geen akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden voor de geluidsbelasting bij hun woningen. Volgens [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] leidt de toename van verkeer tot een aantasting van het woon- en leefklimaat en zou moeten worden gekozen voor een minder belastende alternatieve ontsluiting.
Voorts voert [appellant sub 2] aan dat de ontsluiting in strijd is met het gemeentelijke Verkeerscirculatieplan 2007, het rapport ‘De Geniale Brainportlocatie: Integrale gebiedsontwikkeling A2-zone regio Eindhoven’ en de gemeentelijke beleidsnota monumentenzorg.
Tot slot stellen [appellanten sub 1] aan dat zij ten onrechte niet in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt bij het college mondeling toe te lichten.
2.4. Het college stemt in met de gemeentelijke weerlegging van de zienswijzen. Het college stelt zich op het standpunt dat de geplande woningen in overeenstemming zijn met het provinciale en gemeentelijke beleid ter zake en de archeologische waarden ter plaatse voldoende zijn veiliggesteld door het in het plan voorziene aanlegvergunningstelsel.
Het college stelt zich voorts op het standpunt dat de door de raad gekozen ontsluiting van het plangebied aanvaardbaar is, aangezien geen sprake is van strijdigheid met het ter zake relevante gemeentelijke en regionale beleid en evenmin van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse.
2.5. Artikel 28 van de WRO noch enig ander wettelijk voorschrift ter zake voorziet in een wettelijke verplichting om degenen die bedenkingen hebben ingebracht in de gelegenheid stellen tot het geven van een nadere mondelinge of schriftelijke toelichting. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat het college in dit geval onzorgvuldig heeft gehandeld door [appellanten sub 1] niet te horen. Daarbij is in aanmerking genomen dat geen concrete omstandigheden zijn gesteld, op grond waarvan [appellanten sub 1], om andere redenen dan een wettelijke plicht daartoe, in de gelegenheid zouden moeten worden gesteld een mondelinge toelichting te geven.
2.6. Wat betreft de keuze voor woningbouw heeft het college gewezen op de woningbouwopgave van in totaal 5610 woningen in de periode 2005 tot 2030. Het standpunt van het college dat de gekozen plek zich goed leent voor woningbouw acht de Afdeling niet onredelijk. Hierbij is in aanmerking genomen dat het hier een gebied betreft waar al verstedelijking aanwezig was in de vorm van een school, en dat het gebied ligt in de directe nabijheid van verstedelijking met aanwezige ontsluitingsmogelijkheden.
Gelet op de omstandigheid dat geen sprake is van uitbreiding van het stedelijke ruimtebeslag, heeft het college zich met de raad in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet in strijd met het gemeentelijke of provinciale beleid wordt gehandeld.
2.7. Niet in geding is dat ingevolge de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart ter plaatse sprake is van archeologisch waardevol gebied.
De gronden in het plangebied hebben de dubbelbestemming"Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)". In artikel 6 van de planvoorschriften is een regeling opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Deze regeling omvat onder meer een bouwverbod met daaraan gekoppelde vrijstellingsbevoegdheid en een aanlegvergunningenstelsel.
[appellant sub 2] heeft niet onderbouwd om welke reden deze regeling onvoldoende waarborgen biedt, zodat geen grond bestaat om aan te nemen dat het college niet in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen dat de archeologische waarden afdoende zijn beschermd.
2.8. Het plangebied wordt ontsloten op de Heers. [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] wonen langs de Heers dan wel direct daarop aansluitende wegen. Het bepaalde in de Wgh heeft geen betrekking op bestaande situaties. Nu zowel de woningen van appellanten als de wegen waarlangs deze liggen aanwezig zijn en geen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wgh mist deze regeling betekenis voor het te beoordelen geval.
Dit laat onverlet dat het ten behoeve van de belangenafweging in het kader van een goede ruimtelijke ordening onder omstandigheden niettemin geboden kan zijn om ook in het geval zich geen situatie als bedoeld in de Wgh voordoet akoestisch onderzoek te verrichten. Wanneer de weg Heers in gebruik wordt genomen als ontsluitingsweg, zal het verkeer ter plaatse toenemen, gelet op de omstandigheid dat in de huidige situatie geen sprake is van enige verkeersdrukte bij de woningen [appellanten sub 1] en [appellant sub 2]. Gelet daarop kan enige aantasting van het thans zeer rustige woonklimaat niet worden uitgesloten. Volgens het deskundigenrapport ‘Ontsluiting bestemmingsplan "Koningshoeven", advies verkeersontsluiting’ uitgevoerd door Arcadis van 31 maart 2008, zal de intensiteit van het verkeer echter gering zijn vanwege het beperkte aantal van 38 woningen in het plangebied en het ontbreken van doorgaande wegen ter plaatse. Voorts wordt in dit rapport de Heers verkozen als ontsluitingsweg boven de vergeleken alternatieve ontsluitingswegen. [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat het rapport zodanige onjuistheden bevat dan wel leemten in kennis vertoont dat het college zich hierop bij het nemen van het bestreden besluit niet heeft kunnen baseren.
Gelet op het voorgaande heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat onder deze omstandigheden geen aanleiding bestaat voor een akoestisch onderzoek en dat het woon- en leefklimaat van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] door de ontsluiting van het plangebied niet dusdanig zal worden aangetast dat hieraan doorslaggevende betekenis moet worden toegekend.
2.9. Voorts heeft [appellant sub 2] geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat het standpunt van het college dat de raad in overeenstemming met het gemeentelijke verkeerscirculatieplan de in geding zijnde weg heeft getypeerd als erftoegangsweg waarvoor een 30 km/uur regime zal worden ingesteld, onjuist is.
De door [appellant sub 2] gestelde strijdigheid met het overige, ter zake relevante gemeentelijke beleid is niet onderbouwd, zodat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ontsluiting van het plangebied aanvaardbaar is.
2.10. De conclusie is dat hetgeen [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen zijn ongegrond.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Langeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2009
317-573.