200902100/1/M2.
Datum uitspraak: 9 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Reimerswaal,
verweerder.
Bij besluit van 12 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Reimerswaal (hierna: het college) een verzoek van [appellant] om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen met betrekking tot het glastuinbouwbedrijf van [B.V.] aan de [locatie] te [plaats], afgewezen.
Bij besluit van 12 februari 2009, verzonden op dezelfde datum, heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 maart 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. M.J. Smaling en drs. W. Schmidt, en het college, vertegenwoordigd door mr. K.C. de Rijk en ing. M. Lammers, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [B.V.], vertegenwoordigd door W. Wisse, als partij gehoord.
2.1. Het verzoek om handhaving heeft betrekking op de toepassing van assimilatiebelichting in het hierboven genoemde glastuinbouwbedrijf.
2.2. Het geschil spitst zich toe op de vraag of voorschrift 1.5.1 van bijlage 2 van het Besluit glastuinbouw, zoals dat gold van 1 juni 2008 tot 1 oktober 2009, is overtreden. Dit voorschrift luidde als volgt:
"De gevel van een permanente opstand waarin assimilatiebelichting wordt toegepast, is afgeschermd op een zodanige wijze dat de lichtuitstraling op een afstand van ten hoogste 10 meter van die gevel, met ten minste 95% wordt gereduceerd en de gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn."
2.2.1. Niet in geschil is dat ten tijde van het verzoek om handhaving en het besluit van 12 september 2008 geen overtreding van dat voorschrift kon worden geconstateerd, omdat in die periode geen assimilatiebelichting werd toegepast.
2.2.2. Het college stelt dat aan de zijgevel en de bovenzijde van de kassen schermdoeken zijn aangebracht die op elkaar aansluiten. Volgens het college kan op grond van certificaten en de opgave van de leverancier ervan uit worden gegaan dat de lichtuitstraling met ten minste 95% wordt gereduceerd.
[appellant] betoogt dat het college feitelijk had moeten onderzoeken of destijds aan het voorschrift werd voldaan. Hij stelt dat het bovenste gedeelte van de kassen (60 cm) niet is afgeschermd, waardoor het voorschrift wordt overtreden en hinderlijke lichtuitstraling plaats vindt.
2.2.3. In opdracht van het college heeft Meet- en Inspectiebedrijf FW-techniek (hierna: FW-techniek) op 27 februari 2009 metingen bij het glastuinbouwbedrijf uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport van FW-techniek van 15 april 2009 (hierna: het rapport). In het rapport wordt geconcludeerd dat de afscherming voldoet aan de eisen van het Besluit glastuinbouw. "De gemiddelde lichtreductie bedraagt meer dan 99%, plaatselijk is maximaal 100% reductie gemeten en minimaal 98%", aldus het rapport.
[appellant] betoogt dat het onderzoek niet deugdelijk is uitgevoerd. Zo zouden de aanwezige driehoeken en de bovenkant van zijgevel ten onrechte niet in het onderzoek zijn betrokken. Hij stelt dat ten minste redelijke twijfel bestaat over de juistheid van het rapport.
2.2.4. Blijkens het verhandelde ter zitting is het onderzoek van 27 februari 2009 uitgevoerd volgens het "Protocol vaststelling reductie uitstraling" van Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. van februari 2003, www.infomil.nl (hierna: het Protocol). In het Besluit glastuinbouw is geen meetmethode voorgeschreven. In de toelichting op voorschrift 1.5.1 is opgemerkt dat een standaardmeetmethode voor de beoordeling van de effecten nog niet voorhanden is (Stb. 2003, 109, p. 177). In de toelichting op voorschrift 1.5.1 van de bijlage behorende bij het Besluit landbouw milieubeheer, welk voorschrift inhoudelijk overeenkomt met voorschrift 1.5.1 van bijlage 2 van het Besluit glastuinbouw, is over het Protocol het volgende opgemerkt:
"Als handreiking, teneinde te kunnen bepalen of lichtuitstraling van een glastuinbouwbedrijf met assimilatiebelichting voldoet aan de wettelijke voorschriften, heeft het Praktijkonderzoek Plant & Omgeving in opdracht van het ministerie van VROM het 'Protocol vaststelling reductie uitstraling' (februari 2003) opgesteld. Het protocol bevat een toetsingsmethode voor assimilatiebelichting zoals bedoeld in het Besluit glastuinbouw, maar de methode kan ook worden toegepast in het kader van dit Besluit".
(Nota van toelichting bij besluit van 13 juli 2006, Stb. 2006, 390, p.84)
Gelet hierop kan niet met vrucht worden gesteld dat het Protocol niet had mogen worden gehanteerd bij het onderzoek naar de vraag of aan de vereisten van het Besluit glastuinbouw ten aanzien van assimilatiebelichting wordt voldaan. Nu voorts niet is gebleken dat FW-techniek het Protocol onjuist heeft toegepast, kan niet worden geoordeeld dat het onderzoek van FW-techniek onzorgvuldig is uitgevoerd of op onjuiste uitgangspunten berust. Naar het oordeel van de Afdeling bestaat, anders dan [appellant] stelt, derhalve geen reden om aan de juistheid van de in het rapport neergelegde conclusies te twijfelen.
2.3. Aangezien geen overtreding van voorschrift 1.5.1 van bijlage 2 van het Besluit glastuinbouw is vastgesteld en evenmin anderszins aannemelijk is geworden, bestaat geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2009