200904971/2/R3.
Datum uitspraak: 8 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoekster sub 1], gevestigd te [plaats],
2. [verzoeker sub 2] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
3. [verzoekers sub 3], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Hillegom,
verweerder.
Bij besluit van 18 juni 2009 heeft de raad van de gemeente Hillegom het bestemmingsplan "Fioretti College" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekster sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juli 2009, [verzoeker sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 juli 2009, en [verzoekers sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juli 2009, heeft [verzoekster sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 juli 2009, hebben [verzoeker sub 2] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2009, hebben [verzoekers sub 3] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 17 november 2009, waar [verzoekster sub 1], vertegenwoordigd door mr. B. Baan, advocaat te Etten-Leur, en R. Kluft, [verzoeker sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door mr. Th.F. Roest, advocaat te Haarlem, [verzoekers sub 3], in persoon, en bijgestaan door mr. P.H. Revermann, werkzaam bij het Juridisch en Bestuurlijk Adviescentrum te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat te Haarlem, ing. Th.F. Zeeman en ir. B. Wiekema, respectievelijk ambtenaar in dienst bij de gemeente en werkzaam bij bureau SAVE van Ingenieursbureau Oranjewoud B.V., zijn verschenen. Voorts zijn voor de Stichting Fioretti Teylingen mr. B.S. Friedberg, advocaat te Amsterdam, en ir. C.N.M. Thielen, gehoord.
Buiten bezwaren van partijen zijn nadere stukken in het geding gebracht.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de bouw van het Fioretti college aan de Van den Endelaan tussen de nrs. 3 en 11, welke laan onderdeel vormt van de doorgaande weg van Lisse naar Bennebroek, de N208. Het betreft een zogenoemde brede scholengemeenschap, met daarin een school voor middelbaar onderwijs voor 900 tot 1100 leerlingen, buitenschoolse opvang, een toneelzaal, een sportzaal en een ballet- en muziekschool.
2.3. [verzoekster sub 1], een bedrijf voor de ontwikkeling, productie en verwerking van polyether schuimen, dat zich bevindt op het aangrenzende perceel aan de [locatie 1], vreest van de realisering van de school ernstige belemmering van haar bedrijfsvoering te zullen ondervinden. Zij stelt daartoe dat het plan niet voorziet in een concrete oplossing voor de kruising van het - met name - fietsverkeer van de school en de vrachtauto's van het bedrijf, dat bij de vaststelling van het plan niet van de meest recente versie van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna onderscheidenlijk: Bevi en Revi) is uitgegaan en dat de locatie van de school niet voldoet aan de volgens de VNG-brochure voor categorie-4 bedrijven aan te houden afstand voor gevaar. Zij betoogt voorts dat de locatie van de school evenmin voldoet aan de in de VNG-brochure gehanteerde afstanden voor geur, stof en geluid en dat de afwijking van de afstandsnormen niet voldoende is onderbouwd. Verder heeft volgens haar ten onrechte geen toetsing plaatsgevonden aan het Besluit gevoelige bestemmingen ter zake van luchtkwaliteit. Bovendien zijn de alternatieven voor de gekozen locatie onvoldoende onderzocht, nu bij het onderzoek naar alternatieve locaties van 2007 niet de nieuwe functies van de school als sportzaal, muziek- en dansschool zijn meegenomen, en zijn in de planschade-analyse ten onrechte niet de financiële gevolgen voor haar bedrijf betrokken, aldus [verzoekster sub 1].
2.4. Ook de bezwaren van [verzoekers sub 3], die wonen aan de [locatie 2 en 3], en van [verzoeker sub 2] en anderen, van wie de woningen zijn gelegen in de ten noorden van de schoollocatie gelegen wijk De Kwekerij en aan de [locatie 4], zien deels op de ontsluiting van de school en de verkeersveiligheid. Zij stellen in dat verband dat ten onrechte een deel van de toegangswegen in een ander bestemmingsplan is ondergebracht, vanwege het onlosmakelijk verband tussen de twee plannen op dit punt. Zij zijn van mening dat een integrale visie omtrent verkeersontsluiting en - afwikkeling had moeten worden ontwikkeld, voordat tot vaststelling van het plan had mogen worden overgegaan.
[verzoekers sub 3] stellen voorts grote geluidoverlast en aantasting van hun privacy te vrezen door de situering van de fietsenstalling en de toegang tot de school via een 3,5 meter hoge trap, op ongeveer 20 meter afstand van hun woningen. Zij voeren voorts aan van de bij het plan toegestane overschrijding van de maximale bouwhoogte van 12 meter ernstige schaduwwerking te zullen ondervinden.
[verzoeker sub 2] en anderen hebben verder aangevoerd dat het plan in strijd is met het streekplan, gezien de daarin opgenomen bestemming van het gebied voor openluchtrecreatie en stedelijk groen, dat de provincie aanvankelijk niet heeft ingestemd met de locatie voor de school en dat niet is voorzien in voldoende parkeerruimte. Zij hebben ten slotte nog aangevoerd dat de stukken van de brandweer niet ter inzage hebben gelegen en dat het plan geen concrete maatregelen ter voorkoming van brandgevaar bevatten.
2.5. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting staat de raad op het standpunt dat met de bij het plan behorende Mobiliteitstoets voldoende inzicht is geboden in de mogelijke knelpunten van het plan op het gebied van verkeer en vervoer en dat oplossingen van die knelpunten kunnen worden gevonden in een parallel traject rondom de reconstructie van de N208 en in het zoveel mogelijk scheiden van de verkeersstromen. De ontsluitingen van het schoolcomplex liggen buiten het plangebied en zijn opgenomen in het in procedure gebrachte bestemmingsplan "De Zanderij". In dat bestemmingsplan zijn zowel gescheiden ontsluitings- en toegangswegen voor fietsers, als de ontsluiting ten behoeve van [verzoekster sub 1] geregeld, aldus de raad.
2.6. Met betrekking tot de door verzoekers voorziene verkeerskundige problemen overweegt de voorzitter als volgt.
Voorop staat dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening op voorhand inzichtelijk dient te zijn of een verkeersveilige situatie, zowel in het plangebied als op de aansluitende wegen daarbuiten, kan worden gegarandeerd. Bij de voorzitter is enige twijfel gerezen omtrent de vraag of, gezien de grote aantallen fietsers en auto's die ter plaatse moeten worden verwacht en de ligging van de school aan een drukke verkeersweg en aangrenzend aan een omvangrijk bedrijf met zwaar vrachtverkeer, een goede en veilige afwikkeling rondom de school is verzekerd. Van een integrale visie met een voldoende mate van concreetheid op dit punt is niet gebleken. De voorzitter betrekt daarbij mede, dat de verkeersafwikkeling deels regeling zal vinden in een thans nog in procedure zijnd ander bestemmingsplan.
Gelet op een en ander acht de voorzitter nader onderzoek aangewezen, waartoe de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent.
2.7. Ter zake van de gevolgen van de realisering van de school voor de externe veiligheid in verband met de aanwezigheid van [verzoekster sub 1], overweegt de voorzitter het volgende.
Niet in geding is dat [verzoekster sub 1] in milieucategorie 4-bedrijven valt als bedoeld in bijlage 1 van de VNG-brochure, en dat de raad als uitgangspunt heeft gehanteerd dat de benodigde afstand tussen een bedrijf als [verzoekster sub 1] en de voorziene school ter voorkoming van gevaar 200 meter is. Door de raad is erkend dat met name de laad- en losactiviteiten aan de noordkant van het bedrijf niet aan die afstand voldoen. Blijkens de plantoelichting staat de raad op het standpunt dat afwijking van de in de VNG-brochure genoemde gevaarsafstand gerechtvaardigd is, omdat vast staat dat het risico binnen de daarvoor gestelde normen blijft.
2.8. De voorzitter wijst evenwel op het volgende. Vast staat dat [verzoekster sub 1] vanwege de aanwezigheid in het bedrijf van 10 ton tolueendiisocyanaat (hierna: TDI) onder het Besluit risico's zware ongevallen 1999 valt. Mitsdien is op de vaststelling van het plan, ingevolge artikel 2, eerste lid, onder a, van het Bevi, op deze situatie het Bevi en de Revi van toepassing.
In een in opdracht van de raad opgesteld rapport van het bureau SAVE van Ingenieursbureau Oranjewoud is op basis van een kwantitatieve risicoanalyse geconcludeerd dat het plaatsgebonden risico als gevolg van [verzoekster sub 1] ter hoogte van de school onder de voor kwetsbare objecten als scholen geldende grenswaarde blijft. Ook het berekende groepsrisico blijft volgens het rapport onder de oriëntatiewaarde.
Gebleken is dat de Revi sindsdien verschillende wijzigingen heeft ondergaan. De raad heeft gewezen op een brief van 10 november 2009 van SAVE, waarin is aangegeven dat deze wijzigingen geen invloed op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter plaatse hebben.
Door [verzoekster sub 1] is een brief van bureau Peutz van 16 november 2009 overgelegd, waaruit blijkt dat op dit moment een andere methode voor het bepalen van het aantal slachtoffers als gevolg van blootstelling aan een toxische stof wordt aanbevolen, dan is gehanteerd in de aan het plan ten grondslag liggende kwantitatieve risicoanalyse. Volgens Peutz is het niet uitgesloten dat het risico op basis van de risicoanalyse mogelijk is onderschat en dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 groter is dan is berekend.
De vraag of de raad zich bij de vaststelling van het plan heeft kunnen baseren op de aan het plan ten grondslag gelegde onderzoeken naar de risico's van de realisering van het plan, vergt nader onderzoek. Naar verwachting zal de Afdeling in de bodemprocedure de Stichting Advisering bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening vragen om in ieder geval ten aanzien van de gevaarsaspecten van het plan een deskundigenbericht uit te brengen.
2.9. Ter zitting is gebleken dat ten behoeve van de realisering van het scholencomplex bouwaanvragen zijn ontvangen en dat het voornemen bestaat om daartoe op korte termijn over te gaan. Gelet op het voorgaande en de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
Gelet hierop behoeven de andere bezwaren van verzoekers geen beoordeling meer.
2.10. De raad van de gemeente Hillegom dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Hillegom van 18 juni 2009, kenmerk BW-09-00347;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Hillegom tot vergoeding van bij [verzoekster sub 1], [verzoeker sub 2] en anderen en [verzoekers sub 3] in verband met de behandeling van de verzoeken opgekomen proceskosten
-tot een bedrag van € 758,79, (zegge: zevenhonderdachtenvijftig euro en negenenzeventig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor [verzoekster sub 1];
-tot een bedrag van € 644,00 (zegge zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor [verzoeker sub 2] en anderen,
-tot een bedrag van € 644,00 (zegge zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor [verzoekers sub 3] met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander. De bedragen dienen door de gemeente Hillegom onder vermelding van het zaaknummer aan verzoekers te worden betaald;
III. gelast dat de raad van de gemeente Hillegom aan [verzoekster sub 1] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevennegentig euro), aan [verzoeker sub 2] en anderen het door hen voor de behandeling van hun verzoek betaalde griffierecht van € 150,00 (zegge: honderdvijftigeuro) en aan [verzoekers sub 3] het door hen voor de behandeling van hun verzoek betaalde griffierecht van € 150,00 (zegge: honderdvijftigeuro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Zijlstra
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2009