200904126/1/H1.
Datum uitspraak: 16 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 28 april 2009
in zaak nr. 08/672 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg.
Bij besluit van 15 mei 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg (hierna: het college) geweigerd [appellant] bouwvergunning te verlenen voor het geheel vernieuwen van een schuur op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 25 maart 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 april 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 juni 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2009,
waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door C.Z.A. Snijder, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied Avereest, herziening ex artikel 30 WRO" rust op het perceel de bestemming "recreatieve doeleinden", met als nadere aanduiding dat deze gronden bestemd zijn voor "recreatiebungalows".
Ingevolge artikel 11, onderdeel B, eerste lid, onder g, sub 2, van de planvoorschriften mag de inhoud van een recreatiewoning, inclusief bijgebouwen en kelder, ten hoogste 250 m3 bedragen.
Ingevolge artikel 24, aanhef en tweede lid, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling van het plan verlenen voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in de voorschriften vermelde, dan wel op de kaart aangegeven, maten.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat de inhoud van zijn recreatiewoning en schuur tezamen meer dan 275 m3 bedraagt, heeft miskend dat de totale inhoud 266 m3 bedraagt, zodat ten behoeve van het bouwplan krachtens artikel 24, aanhef en tweede lid, van de voorschriften vrijstelling verleend kon worden.
2.3. Dat betoog faalt. Volgens de berekening, gevoegd als bijlage I bij het advies van de Commissie Bezwaarschriften, bedraagt de inhoud van de recreatiewoning 259,846 m3 en de inhoud van de schuur 40,65 m3, zodat de totale inhoud 300,496 m3 bedraagt. De rechtbank heeft terecht door [appellant] niet aannemelijk gemaakt geacht dat deze berekening niet volgens de in artikel 2 van het bestemmingsplan gestelde regels is uitgevoerd of anderszins niet juist is.
2.4. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat de provincie Overijssel inmiddels heeft besloten om de toegestane inhoud te verhogen tot 300 m3 faalt evenzeer, reeds omdat de totale inhoud van de recreatiewoning en de schuur groter is.
2.5. [appellant] betoogt evenzeer tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat het besluit van 25 maart 2008 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.
De rechtbank heeft terecht door hem niet aannemelijk gemaakt geacht dat het college in vergelijkbare gevallen wel vrijstelling heeft verleend of namens het college mededelingen zijn gedaan, dan wel handelingen zijn verricht, waaraan [appellant] de verwachting mocht ontlenen dat hem vergunning voor het vernieuwen van de schuur zou worden verleend. Uit het verslag van het gesprek dat [appellant] met een ambtenaar van de gemeente heeft gevoerd, kan niet worden afgeleid dat deze namens het college zodanige toezegging heeft gedaan.
2.6. De gronden falen. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2009