ECLI:NL:RVS:2009:BK6734

Raad van State

Datum uitspraak
16 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903410/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • M.F.N. Pikart-van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om afschriften van stukken door college van burgemeester en wethouders van Den Helder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Den Helder tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar. Het college had op 28 november 2008 een verzoek van [verzoeker] om afschriften van stukken afgewezen. Vervolgens verklaarde het college op 4 maart 2009 het bezwaar van [verzoeker] niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter oordeelde op 20 maart 2009 dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat het besluit van 28 november 2008 was verzonden, waardoor de bezwaartermijn niet was aangevangen. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het college met voldoende waarborgen had aangetoond dat het besluit op 2 december 2008 was verzonden. De stelling van [verzoeker] dat hij het besluit niet had ontvangen, werd niet als voldoende geloofwaardig beschouwd. De Afdeling oordeelde dat de bezwaartermijn op 3 december 2008 was aangevangen en dat [verzoeker] pas na deze termijn bezwaar had gemaakt, waardoor het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en verklaarde het beroep tegen het besluit van 4 maart 2009 ongegrond. Ook het beroep tegen het besluit van 13 augustus 2009 werd gegrond verklaard, en dit besluit werd vernietigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200903410/1/H3.
Datum uitspraak: 16 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Den Helder,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar van 20 maart 2009 in zaken nrs. 09/652 en 09/938 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Helder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Helder (hierna: het college) het verzoek van [verzoeker] om afschriften van stukken afgewezen.
Bij besluit van 4 maart 2009 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 20 maart 2009, verzonden op 31 maart 2009, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 maart 2009 vernietigd en het college opgedragen om met inachtneming van deze uitspraak binnen twee weken op het bezwaar te beslissen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2009, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 13 augustus 2009 heeft het college, naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 maart 2009, opnieuw op het bezwaar van [verzoeker] besloten. In dit besluit wordt het bezwaarschrift van [verzoeker] opnieuw niet-ontvankelijk verklaard.
[verzoeker] heeft een reactie op het besluit van 13 augustus 2009 ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2009, waar het college, vertegenwoordigd door J.M. Streunding, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit van 28 november 2008 daadwerkelijk is verzonden. Daarom is de bezwaartermijn niet daags na de beweerdelijke verzending aangevangen en kan niet worden geoordeeld dat [verzoeker] in verzuim is geweest. Het college heeft het bezwaar van [verzoeker] daarom ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard, aldus de voorzieningenrechter.
2.2. Het college betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de verzending van het besluit van 28 november 2008 niet aannemelijk kan worden gemaakt door het overleggen van een "kopie conform origineel" en door ter zitting te verklaren dat een poststuk volgens vaste werkwijze wordt voorzien van de verzenddatum en een paraaf en vervolgens nog diezelfde dag wordt verzonden. Volgens het college is het werkproces met betrekking tot de borging van het verzonden zijn van een brief met voldoende waarborgen omkleed. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft het college verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 21 december 2007, waarin het gemeentebestuur van Den Helder door het overleggen van een ambtelijke minuut aannemelijk had gemaakt dat een ambtelijk opgemaakt poststuk was verzonden.
Het college betoogt voorts dat de voorzieningenrechter ten onrechte in een overweging ten overvloede heeft overwogen dat [verzoeker] de ontvangst van het besluit van 28 november 2008 op niet ongeloofwaardige wijze heeft ontkend. De enkele stelling van [verzoeker] is volgens het college hiervoor niet voldoende.
2.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 april 2004 in zaak nr. 200402504/1) dient het bestuursorgaan, in geval van niet aangetekende verzending van besluiten of andere rechtens van belang zijnde documenten, aannemelijk te maken dat het stuk is verzonden. Indien het bestuursorgaan de verzending van het stuk aannemelijk heeft gemaakt, ligt het op de weg van de geadresseerde om de ontvangst ervan op een niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen. Eerst dan is het aan het bestuursorgaan dat het stuk heeft verzonden om de ontvangst daarvan aannemelijk te maken.
2.4. Het besluit van 28 november 2008 is niet aangetekend verzonden. Op de kopie van dit besluit is met een stempel de tekst "Kopie conform origineel, verzonden op: 02 dec. 2008" geplaatst. Het stempel is voorzien van een paraaf. Het college heeft verklaard dat volgens de vaste werkwijze bij de gemeente een originele brief of een origineel besluit, nadat dit is ondertekend, door een administratieve medewerker wordt voorzien van het hiervoor genoemde stempel en van een verzenddatum. Vervolgens wordt van dit origineel een kopie gemaakt, waarna het origineel wordt verzonden en de kopie wordt voorzien van een ambtelijke paraaf, als teken dat de kopie gelijk is aan het origineel en dat het origineel verzonden is op de verzenddatum.
Anders dan de voorzieningenrechter is de Afdeling van oordeel dat het college met deze uiteenzetting van de vaste werkwijze, waartegen geen contra-indicaties zijn ingebracht, aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit van 28 november 2008 op 2 december 2008 aan [verzoeker] is verzonden. De werkwijze met de "kopie conform origineel" bevat voldoende waarborgen om het verzonden zijn van een brief of besluit te garanderen.
De stelling van [verzoeker] dat zij het besluit van 28 november 2008 niet heeft ontvangen terwijl met de postbezorging op haar adres verder nooit problemen zijn, kan niet worden aangemerkt als een voldoende geloofwaardige ontkenning van de ontvangst van dit besluit. Gelet hierop moet ervan uit worden gegaan dat [verzoeker] het besluit van 28 november 2008 kort na de verzending ervan heeft ontvangen.
2.5. Op grond van artikel 6:8 van de Awb is de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in dit geval op 3 december 2008 aangevangen en geëindigd op 13 januari 2009.
[verzoeker] heeft eerst bij brief van 10 februari 2009, derhalve na afloop van de termijn, bezwaar gemaakt. Voorts heeft [verzoeker] geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat sprake is van een geval, als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. De voorzieningenrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat [verzoeker] niet in verzuim is geweest en dat het college het bezwaar ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 4 maart 2009 van het college alsnog ongegrond verklaren.
2.7. Het besluit van het college van 13 augustus 2009 is een besluit als bedoeld in artikel 6:18, eerste lid, van de Awb. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, in de beoordeling betrokken.
2.8. Uit het voorgaande volgt dat de grondslag aan het besluit van 13 augustus 2009 is komen te ontvallen. Het beroep tegen dit besluit is gegrond. Om deze reden zal de Afdeling dat besluit vernietigen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar van 20 maart 2009 in zaak nr. 09/938;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Helder van 13 augustus 2009, met kenmerk AU09.06151, gegrond;
V. vernietigt dat besluit.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2009
350-637.