200904372/1/H1.
Datum uitspraak: 16 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Vesteda Project B.V.", gevestigd te Maastricht,
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond van 3 juni 2009 in zaak nr. 09/495 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Vesteda Project B.V."
het college van burgemeester en wethouders van Venlo.
Bij besluiten van 26 augustus 2008 en 6 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo (hierna: het college) aan de stichting "Woningstichting Venlo-Blerick" (hierna: Woningstichting) vrijstelling respectievelijk bouwvergunning verleend voor het oprichten van een wooncomplex met parkeervoorziening met bijbehorende openbare en commerciële ruimten op het perceel gelegen tussen de Walstraat en de Hamelstraat te Venlo (hierna: het perceel).
Bij besluit van 10 maart 2009 heeft het college het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Vesteda Project B.V." (hierna: Vesteda Project) tegen die besluiten gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 3 juni 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond (hierna: de voorzieningenrechter) het door Vesteda Project daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Vesteda Project bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 juni 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 16 juli 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft Woningstichting een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 november 2009, waar Vesteda Project, vertegenwoordigd door haar [directeur-secretaris], en bijgestaan door mr. H.H.B. Lamers, advocaat te Maastricht, en het college, vertegenwoordigd door J.M.G. Vinken, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het wooncomplex op het perceel (hierna: het wooncomplex) heeft betrekking op de bouw van een combinatie van zorgvoorzieningen en woonappartementen in de sociale en vrije sector.
2.2. Vesteda Project betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat zij belanghebbende is bij de besluiten van 26 augustus 2008 en 6 oktober 2008. Zij voert aan dat zij concurrentie zal ondervinden van het beoogde wooncomplex, nu zij op ongeveer 100 m afstand daarvan het appartementencomplex "Maaswaard" in eigendom heeft dat zij verhuurt in hetzelfde marktsegment (vrije sector) als het wooncomplex. Verder voert zij aan dat Vesteda Project en het college partij zijn bij een zogenaamde raamovereenkomst en dat Vesteda Project in de in dat verband gemaakte afspraken door de verleende vrijstelling en bouwvergunning wordt benadeeld. Ten slotte voert Vesteda Project aan dat zij in de directe nabijheid van het beoogde wooncomplex een aantal wooneenheden zal realiseren die in hetzelfde marktsegment op de huurmarkt worden aangeboden als de woningen in het wooncomplex.
2.2.1. Uit een ter zitting in beroep overgelegd kadastraal uittreksel blijkt dat het appartementencomplex Maaswaard het eigendom is van Dutch Residential Fund II B.V. te Maastricht, waarvan de Holding Dutch Residential Fund II enig aandeelhoudster is. De door Vesteda Project gestelde omstandigheid dat Vesteda Groep B.V. uit een functioneel samenstel van entiteiten bestaat waarvan zowel Vesteda Project als Dutch Residential Fund II B.V. deel uitmaken, maakt niet dat Vesteda Project zelf ook als eigenaar van het appartementencomplex moet worden aangemerkt. Voorts is de verwevenheid tussen de bezigheden en belangen van Vesteda Project B.V. enerzijds en Dutch Residential Fund II B.V. anderzijds, niet zodanig dat Vesteda Project een rechtstreeks betrokken belang heeft bij de besluiten van 26 augustus 2008 en 6 oktober 2008. De voorzieningenrechter is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
2.2.2. Op 29 juni 1995 hebben onder meer de gemeente Venlo en de rechtsvoorganger van Vesteda Project een raamovereenkomst "Venlo-Centrum-Zuid" (hierna: de raamovereenkomst) gesloten. In het tussen Vesteda Project en de gemeente gewezen arbitrale vonnis van 27 december 2006 is onder meer geoordeeld dat ten gevolge van de bij de raamovereenkomst gemaakte afspraken op de gemeente Venlo een inspanningsplicht rust om Vesteda Project een alternatieve bouwlocatie aan te bieden. Deze inspanningsplicht van de gemeente heeft geen betrekking op een bepaalde bouwlocatie op of nabij het perceel. De voorzieningenrechter heeft daarom terecht overwogen dat uit deze inspanningsplicht van de gemeente geen rechtstreeks bij de besluiten van 26 augustus 2008 en 6 oktober 2008 betrokken belang voortvloeit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.2.3. Ten slotte heeft de voorzieningenrechter in de omstandigheid dat Vesteda Project na het maken van nadere afspraken met de gemeente in de directe nabijheid van het beoogde wooncomplex een aantal wooneenheden hoopt te realiseren die in hetzelfde marktsegment op de huurmarkt worden aangeboden als de woningen in het wooncomplex, terecht geen rechtstreeks bij de besluiten van 26 augustus 2008 en 6 oktober 2008 betrokken belang gevonden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2009