200904034/1/H1.
Datum uitspraak: 16 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 29 april 2009 in zaak nr. 09/132 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim.
Bij besluit van 6 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim (hierna: het college) geweigerd handhavend op te treden tegen het gebruik van een caravan op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) en het gebruik van dit perceel.
Bij besluit van 10 december 2008 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 april 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] (hierna in enkelvoud: [appellant]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 juni 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 november 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. E. Wiarda, en het college, vertegenwoordigd door M.N. de Vries, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. De rechtbank heeft overwogen dat het gebruik van het perceel en de caravan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1998", maar dat dit gebruik bescherming toekomt ingevolge het in artikel 23 B van dit bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht en het college daarom terecht heeft geweigerd daartegen handhavend op te treden.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het gebruik van het perceel en de caravan eveneens in strijd was met het voor het bestemmingsplan geldende "Uitbreidingsplan in hoofdzaak" (hierna: het uitbreidingsplan) van de voormalige gemeente Idaarderadeel op grond waarvan op het perceel de bestemming "Agrarische doeleinden, gebied P" rustte. Hiertoe voert hij aan dat het uitbreidingsplan geen gebruiksverboden kende, zodat geen sprake was van strijdig gebruik.
2.2.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 juni 2007 in zaak nr.
200608081/1), is de rechter in het kader van de Algemene wet bestuursrecht alleen dan tot het beantwoorden van rechtsvragen geroepen als sprake is van een geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan. Waar een dergelijk geschil niet of niet langer bestaat, kan van de rechter geen uitspraak worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan. Nu de aangevallen uitspraak ertoe strekt dat het gebruik van het perceel en de caravan door [appellant] overgangsrechtelijke bescherming toekomt en het college terecht heeft geweigerd daartegen handhavend op te treden, moet worden geconcludeerd dat [appellant] geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep. De door [appellant] naar voren gebrachte stelling dat hij belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep in verband met een mogelijke gerechtelijke procedure met betrekking tot het nieuwe bestemmingsplan leidt niet tot een ander oordeel. Het thans door de rechtbank gegeven oordeel is niet bindend voor die procedure, nu dit een ander besluit betreft.
2.3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2009