ECLI:NL:RVS:2009:BK6749

Raad van State

Datum uitspraak
16 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903859/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling in Voorschoten: Hoger beroep tegen college van burgemeester en wethouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 16 april 2009 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep betreft de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten, die op 1 en 9 september 2008 vrijstelling verleenden op basis van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en een bouwvergunning verleenden voor het vergroten van een woning op het perceel [locatie]. De uitspraak van de voorzieningenrechter werd aangevochten door [appellant], die stelde dat de vrijstelling niet verleend had mogen worden, omdat er in het voorontwerp bestemmingsplan 'Voorschoten West' strengere voorwaarden waren opgenomen.

De Raad van State oordeelde dat het college de vrijstelling terecht had verleend. De voorzieningenrechter had volgens de Raad van State terecht geoordeeld dat het stedenbouwkundig advies van 16 januari 2008, dat betrekking had op een ander bouwplan, niet relevant was voor de beoordeling van de vrijstelling. De Raad van State concludeerde dat de gevolgen van het bouwplan voor de schaduwwerking en lichtinval op het perceel van [appellant] niet zodanig waren dat het college niet in redelijkheid de vrijstelling had kunnen verlenen. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak van de Raad van State werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 16 december 2009. De zaak benadrukt de afweging tussen de belangen van de vergunninghouder en de belangen van omwonenden bij de verlening van bouwvergunningen en vrijstellingen.

Uitspraak

200903859/1/H1.
Datum uitspraak: 16 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Voorschoten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 april 2009 in zaak nrs. 09/1947 en 09/335 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 1 september 2008 en 9 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten (hierna: het college) vrijstelling krachtens artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) en bouwvergunning verleend aan
[vergunninghouder] voor het vergroten van de woning op het perceel [locatie] te Voorschoten.
Bij besluit van 17 december 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en onder verlening van vrijstelling krachtens artikel 15 van de WRO de verleende bouwvergunning gehandhaafd.
Bij uitspraak van 16 april 2009, verzonden op 17 april 2009, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 mei 2009, hoger beroep ingesteld.
[vergunninghouder] heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 november 2009, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. H. Wester, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder] gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan betreft het uitbreiden van de woning aan de zijgevel in twee bouwlagen met een hellend dakvlak, een dakkapel op het dakvlak van deze uitbreiding, een carport aan de voorzijde ervan en een bijgebouw aan de achterzijde van de woninguitbreiding. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan "Nassauwijk" (hierna: het bestemmingsplan) vanwege de overschrijding van de op de bestemmingsplankaart opgenomen bebouwingsstrook. Om het bouwplan niettemin mogelijk te maken heeft het college hiervoor bij het besluit van 17 december 2008, in plaats van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de WRO, alsnog vrijstelling verleend met toepassing van de in artikel 6, derde lid, onder a, van de planvoorschriften neergelegde binnenplanse vrijstellingsmogelijkheid.
2.2. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat het college de vrijstelling niet heeft kunnen verlenen omdat in het voorontwerp bestemmingsplan "Voorschoten West" strengere voorwaarden voor de verlening van een binnenplanse vrijstelling zijn opgenomen. [appellant] wijst ter ondersteuning van zijn betoog naar het stedenbouwkundig advies van 16 januari 2008 waarin is vermeld dat er in verband met de strengere voorwaarden voor het verlenen van een binnenplanse vrijstelling in het voorontwerp bestemmingsplan geen vrijstelling zou moeten worden verleend met toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO.
2.2.1. Daargelaten dat het stedenbouwkundig advies van 16 januari 2008 zag op een ander bouwplan, betreft dit een ambtelijk advies waar niet de waarde aan kan worden gegeven die [appellant] daar aan gegeven wenst te zien. Voorts is de ontwikkeling van een voorontwerp bestemmingsplan dermate onzeker dat daar bij de verlening van vrijstelling van een op dat moment nog geldend bestemmingsplan geen rekening hoeft te worden gehouden. De voorzieningenrechter is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
Het betoog faalt.
2.3. Voorts betoogt [appellant] dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat als gevolg van de realisering van het bouwplan zijn woongenot onevenredig wordt aangetast door de vermindering van zonlichtinval en de beperking van het vrije uitzicht en dat hij schade zal lijden door de waardedaling van zijn woning. Gelet hierop heeft het college niet in redelijkheid de vrijstelling kunnen verlenen, aldus [appellant].
2.3.1. Dit betoog faalt eveneens. De gevolgen van het bouwplan voor de schaduwwerking en lichtinval op het perceel en in de woning van
[appellant] zijn niet zodanig dat de voorzieningenrechter niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat het college het belang van [vergunninghouder] bij realisering van het bouwplan niet zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van [appellant] bij een weigering vrijstelling te verlenen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit het verrichte onderzoek naar de gevolgen van het bouwplan voor de zonlichtinval op het perceel en in de woning van [appellant] is gebleken dat de schaduwwerking slechts een klein deel van het jaar aan de orde is. Voor deze periode geldt dat dit slechts gedurende de laatste 45 minuten voor zonsondergang het geval is. Een deel van deze tijd zou er ook schaduwwerking zijn indien het bouwplan niet zou worden gerealiseerd. Wat betreft de stelling van [appellant] dat het vrije uitzicht vanaf zijn perceel wordt belemmerd, geldt dat er geen aanspraak kan worden gemaakt op blijvend vrij uitzicht. Voorts laat het bestemmingsplan de oprichting van de eerste bouwlaag van de uitbouw zonder meer toe.
[appellant] heeft voorts zijn betoog dat het bouwplan zal leiden tot een waardedaling van zijn woning niet onderbouwd. De voorzieningenrechter heeft met juistheid overwogen dat er geen grond bestaat voor de verwachting dat die waardedaling zodanig zal zijn dat het college bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het bouwplan zijn gemoeid.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2009
17-552.