200903675/1/H1.
Datum uitspraak: 16 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Vesteda Project B.V.", gevestigd te Maastricht,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 11 mei 2009 in de zaken nrs. 08/1687 en 08/1876 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Vesteda Project B.V."
het college van burgemeester en wethouders van Venlo.
Bij besluit van 16 juni 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo (hierna: het college) aan de gemeente Venlo een aanlegvergunning verleend voor het aanleggen en verleggen van kabels en leidingen en het aanleggen van een rijbaan op het perceel Professor Gelissensingel te Venlo (hierna: het perceel).
Bij besluit van 26 augustus 2008 heeft het college aan de gemeente Venlo vrijstelling verleend voor de verlegging van de Professor Gelissensingel, het realiseren van de Weerd, zijnde uiterwaarden met groene waterkering en recreatief medegebruik, en het aanleggen van transportleidingen met daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken binnen het plangebied Maaswaard in Venlo-Zuid, zoals dat binnen de rode omlijning is aangegeven op tekening nr. 250804 van 12 februari 2008 (hierna: het plangebied).
Bij besluit van 7 oktober 2008 heeft het college het door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Vesteda Project B.V." (hierna: Vesteda Project) tegen het besluit van 16 juni 2008 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 11 mei 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door Vesteda Project daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Vesteda Project bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 mei 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 november 2009, waar Vesteda Project, vertegenwoordigd door haar [directeur-secretaris], en bijgestaan door mr. H.H.B. Lamers, advocaat te Maastricht, en het college, vertegenwoordigd door J.M.G. Vinken, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Uit de gedingstukken blijkt het volgende. Op 29 juni 1995 hebben onder meer de gemeente Venlo en de rechtsvoorganger van Vesteda Project een raamovereenkomst "Venlo-Centrum-Zuid" (hierna: de raamovereenkomst) gesloten. Op grond hiervan heeft Vesteda Project uitzicht gekregen op de ontwikkeling van een bouwlocatie nabij de Maas, aangeduid als locatie B4. Vesteda Project had het voornemen om daar 56 huurwoningen in de vrije sector te realiseren. Locatie B4 is nadien door de gemeente in het kader van het project Maaswaard aangewezen als compensatiegebied voor de opvang van rivierwater van de Maas waardoor deze locatie niet meer voor Vesteda Project beschikbaar is. In het tussen Vesteda Project en de gemeente gewezen arbitrale vonnis van 27 december 2006 is geoordeeld dat op de gemeente Venlo een inspanningsplicht rust om Vesteda Project een alternatieve locatie aan te bieden. Nadien heeft Vesteda Project de gemeente gewezen op een perceel in de kopse kant van het plangebied dat als alternatieve locatie zou kunnen dienen. Het college heeft zich echter op het standpunt gesteld dat deze locatie moet worden gebruikt voor de verlegging van de Professor Gelissensingel en het nemen van rivierverruimende maatregelen.
2.2. Vesteda Project betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zij belanghebbende is bij de besluiten van 16 juni 2008 en 26 augustus 2008. Zij voert daartoe aan dat zij 32 wooneenheden in eigendom heeft die op minder dan 100 meter afstand van de te verleggen Professor Gelissensingel en direct grenzend aan het plangebied liggen.
2.2.1. Dit betoog faalt. Uit een ter zitting in beroep overgelegd kadastraal uittreksel blijkt dat het appartementencomplex Maaswaard het eigendom is van Dutch Residential Fund II B.V. te Maastricht, waarvan de Holding Dutch Residential Fund II enig aandeelhoudster is. De door Vesteda Project gestelde omstandigheid dat Vesteda Groep B.V. uit een functioneel samenstel van entiteiten bestaat waarvan zowel Vesteda Project als Dutch Residential Fund II B.V. deel uitmaken, maakt niet dat Vesteda Project zelf ook als eigenaar van het appartementencomplex moet worden aangemerkt. Voorts is de verwevenheid tussen de bezigheden en belangen van Vesteda Project B.V. enerzijds en Dutch Residential Fund II B.V. anderzijds, niet zodanig dat Vesteda Project een rechtstreeks betrokken belang heeft bij de besluiten van 16 juni 2008 en 26 augustus 2008.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2009