200900280/1/H2.
Datum uitspraak: 16 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats], ,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 26 november 2008 in zaak nr. 08/2857 in het geding tussen:
de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch.
Bij besluit van 25 januari 2008 heeft de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (hierna: de raad voor rechtsbijstand) de aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand ten behoeve van [appellante] afgewezen.
Bij besluit van 30 juni 2008 heeft de raad voor rechtsbijstand het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 november 2008, verzonden op 1 december 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 januari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 10 februari 2009.
De raad voor rechtsbijstand heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2009, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Boot, advocaat te Steenbergen, en de raad voor rechtsbijstand, vertegenwoordigd door mr. R.W. van Dijken, werkzaam bij de raad voor rechtsbijstand, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder a en d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover thans van belang, moet een beroepschrift ten minste de naam en het adres van de indiener en de gronden van het beroep bevatten. Ingevolge artikel 6:6, voor zover thans van belang, kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) wordt rechtsbijstand niet verleend indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
2.2. [appellante] stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek om de gronden van het beroep en haar personalia in te dienen. [appellante] voert hiertoe aan bij fax van 15 september 2008 hieraan te hebben voldaan. Zij verwijst naar het hierbij behorende zendbevestigingoverzicht.
2.3. Vaststaat dat het beroepschrift van [appellante] tegen het besluit van 30 juni 2008 geen adres van de indiener en geen gronden bevat. Bij brief van 18 augustus 2008 heeft de griffier van de rechtbank [appellante] in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van de brief - derhalve uiterlijk op 15 september 2008 - de gronden van het beroep in te dienen en haar personalia kenbaar te maken.
2.4. Op het zendbevestigingsoverzicht dat [appellante] heeft overgelegd, staat vermeld dat op 15 september 2008 om 22:55 uur een pagina is verzonden naar het faxnummer van de rechtbank. De rechtbank heeft in reactie op het verzoek om inlichtingen van de Afdeling van 1 april 2009 aangegeven dat het faxjournaal van 15 september 2008 reeds is vernietigd. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de fax met de gronden van het beroep en het adres van [appellante] op 15 september 2008 naar de rechtbank is verzonden en door de rechtbank op die dag is ontvangen. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat [appellante] haar adres en de gronden van het beroep niet tijdig heeft ingediend. Het betoog slaagt.
2.5. Gelet hierop zal de Afdeling alsnog de bij de rechtbank aangevoerde beroepsgronden beoordelen, nu de rechtbank daaraan niet is toegekomen.
2.6. In haar beroepschrift betoogt [appellante] dat de raad voor rechtsbijstand zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het geschil waarvoor een aanvraag om een toevoeging is gedaan, een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan haar kan worden overgelaten. Zij voert hiertoe aan dat de betaling van de raad voor rechtsbijstand na een schriftelijk verzoek en een schriftelijk sommatie uitbleef en dat zij professionele rechtsbijstand nodig had voor de incasso van de proceskosten.
2.7. Dit betoog faalt. Het indienen van een verzoek tot betaling van proceskosten kan als feitelijk en juridisch niet complex worden beschouwd. De raad voor rechtsbijstand heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat het indienen van een dergelijk verzoek redelijkerwijs aan [appellante] zelf kon worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van de Wrb. [appellante] heeft geen andere feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot de conclusie zouden moeten leiden dat vanwege de bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid van het geval een toevoeging zou moeten worden verleend. Het bestreden besluit van 30 juni 2008 waarbij het besluit van 25 januari 2008 is gehandhaafd, kan dan ook in stand blijven.
2.8. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 30 juni 2008 van de raad voor rechtsbijstand alsnog ongegrond verklaren.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.10. Een redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het griffierecht door de Secretaris van de Raad van State aan [appellante] wordt terugbetaald.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 26 november 2008 in zaak nr. 08/2857;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV. verstaat dat de Secretaris van de Raad van State aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 107,00 (zegge: honderdzeven euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2009