200904115/1/H1.
Datum uitspraak: 16 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond van 27 mei 2009 in de zaken nrs. 09/557 en 09/490 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas.
Bij besluit van 23 december 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas (hierna: het college) appellante op straffe van een dwangsom gelast de in de garage op het perceel [locatie] te Horst (hierna: het perceel) aangebrachte douche, toilet, keukenblok en drie tussenmuren te verwijderen.
Bij besluit van 21 april 2009 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd, met dien verstande dat - voor zover thans van belang - in plaats van de drie tussenmuren op de eerste etage, alleen de tussenmuur tussen het trapportaal en het noordelijkst gelegen deel van de eerste etage moet worden verwijderd.
Bij uitspraak van 27 mei 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond (hierna: de voorzieningenrechter) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juni 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven van onderscheidenlijk 10 en 29 juli, 29 augustus en 12 september 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nog nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2009, waar [appellante], bijgestaan door mr. P. Masselink, en het college, vertegenwoordigd door W.A. van der Kint, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het betoog dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college niet tot het opleggen van de last bevoegd was faalt, nu niet in geschil is dat voor het aanbrengen van de voorzieningen, waarop de last ziet, bouwvergunning vereist was en die niet is verleend.
2.2. [appellante] betoogt verder dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het besluit van 21 april 2009 niet binnen de in artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gestelde termijn is genomen.
2.2.1. Volgens het in zoverre niet bestreden verslag van de hoorzitting van 17 februari 2009 van de bezwaarschriftencommissie, waarin het door [appellante] tegen de last gemaakte bezwaar is behandeld, is bij die gelegenheid afgesproken dat de partner van [appellante] met haar zou overleggen over een bezoek aan de garage. Voorts zou de gemachtigde van [appellante] aan de op de zitting aanwezige gemachtigde van het college laten weten, wanneer bezoek gewenst zou zijn. De voorzieningenrechter is tot het juiste oordeel gekomen dat het college die afspraak niet ten onterechte als instemming van [appellante] om het op het bezwaar te nemen besluit uit te stellen heeft aangemerkt. Het betoog faalt.
2.2.2. [appellante] betoogt evenzeer tevergeefs dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het uitstel in strijd met artikel 7:10, derde lid, van de Awb niet schriftelijk aan haar is medegedeeld, nu dit in een geval, als in het vierde lid voorzien, niet hoeft te gebeuren.
2.3. De betogen van [appellante] die zien op de uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 juli 2009 in zaak nr. 09/925 slagen niet, omdat die uitspraak niet ter beoordeling staat.
2.4. De gronden falen. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2009