ECLI:NL:RVS:2009:BK6769

Raad van State

Datum uitspraak
16 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904115/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid college van burgemeester en wethouders bij opleggen last tot verwijdering van bouwwerken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas. Bij besluit van 23 december 2008 werd appellante gelast om een aantal bouwwerken, waaronder een douche, toilet, keukenblok en drie tussenmuren, te verwijderen uit haar garage op het perceel in Horst. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 21 april 2009. De voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond verklaarde op 27 mei 2009 het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond. Appellante ging hiertegen in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij zij haar gronden aanvulde in verschillende brieven in de maanden juni tot september 2009.

De Raad van State behandelde de zaak op 2 december 2009. Tijdens de zitting waren zowel appellante, bijgestaan door haar advocaat, als een vertegenwoordiger van het college aanwezig. De Raad overwoog dat het college bevoegd was om de last op te leggen, aangezien voor de aangebrachte voorzieningen een bouwvergunning vereist was, die niet was verleend. Appellante betoogde dat het besluit van 21 april 2009 niet binnen de wettelijke termijn was genomen, maar de Raad oordeelde dat het college niet ten onrechte had aangenomen dat er instemming was om het besluit uit te stellen. Ook het betoog dat het uitstel niet schriftelijk was medegedeeld, werd verworpen, omdat dit in dit geval niet noodzakelijk was. Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de voorzieningenrechter en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200904115/1/H1.
Datum uitspraak: 16 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond van 27 mei 2009 in de zaken nrs. 09/557 en 09/490 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 december 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas (hierna: het college) appellante op straffe van een dwangsom gelast de in de garage op het perceel [locatie] te Horst (hierna: het perceel) aangebrachte douche, toilet, keukenblok en drie tussenmuren te verwijderen.
Bij besluit van 21 april 2009 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd, met dien verstande dat - voor zover thans van belang - in plaats van de drie tussenmuren op de eerste etage, alleen de tussenmuur tussen het trapportaal en het noordelijkst gelegen deel van de eerste etage moet worden verwijderd.
Bij uitspraak van 27 mei 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond (hierna: de voorzieningenrechter) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juni 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brieven van onderscheidenlijk 10 en 29 juli, 29 augustus en 12 september 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nog nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2009, waar [appellante], bijgestaan door mr. P. Masselink, en het college, vertegenwoordigd door W.A. van der Kint, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het betoog dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college niet tot het opleggen van de last bevoegd was faalt, nu niet in geschil is dat voor het aanbrengen van de voorzieningen, waarop de last ziet, bouwvergunning vereist was en die niet is verleend.
2.2. [appellante] betoogt verder dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het besluit van 21 april 2009 niet binnen de in artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gestelde termijn is genomen.
2.2.1. Volgens het in zoverre niet bestreden verslag van de hoorzitting van 17 februari 2009 van de bezwaarschriftencommissie, waarin het door [appellante] tegen de last gemaakte bezwaar is behandeld, is bij die gelegenheid afgesproken dat de partner van [appellante] met haar zou overleggen over een bezoek aan de garage. Voorts zou de gemachtigde van [appellante] aan de op de zitting aanwezige gemachtigde van het college laten weten, wanneer bezoek gewenst zou zijn. De voorzieningenrechter is tot het juiste oordeel gekomen dat het college die afspraak niet ten onterechte als instemming van [appellante] om het op het bezwaar te nemen besluit uit te stellen heeft aangemerkt. Het betoog faalt.
2.2.2. [appellante] betoogt evenzeer tevergeefs dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het uitstel in strijd met artikel 7:10, derde lid, van de Awb niet schriftelijk aan haar is medegedeeld, nu dit in een geval, als in het vierde lid voorzien, niet hoeft te gebeuren.
2.3. De betogen van [appellante] die zien op de uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 juli 2009 in zaak nr. 09/925 slagen niet, omdat die uitspraak niet ter beoordeling staat.
2.4. De gronden falen. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2009
202.