ECLI:NL:RVS:2009:BK7413

Raad van State

Datum uitspraak
14 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905295/10/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • S.H. Nienhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Nieuwe Driemanspolder 2009

Op 2 juni 2009 heeft de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg het bestemmingsplan "Nieuwe Driemanspolder 2009" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een verzoeker beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij op 21 oktober 2009 verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 4 december 2009 ter zitting behandeld, waar de verzoeker en de raad vertegenwoordigd door mr. Y.M. Bakkers aanwezig waren. De verzoeker betoogde dat de aanleg van een sloot op zijn perceel een ernstige beperking vormt voor het huidige gebruik van het perceel en stelde voor om de sloot twintig meter naar achteren te verplaatsen. De raad verklaarde dat de uitvoering van het plan met betrekking tot de sloot niet zal plaatsvinden voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure, aangezien er nog onderhandelingen gaande zijn met de eigenaren van de betrokken gronden. De voorzitter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij het verzoek om voorlopige voorziening, omdat de raad heeft aangegeven dat de uitvoering van het plan pas kan plaatsvinden als het onherroepelijk is. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200905295/10/R3.
Datum uitspraak: 14 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 juni 2009 heeft de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Nieuwe Driemanspolder 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 oktober 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 december 2009, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Bakkers, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoeker] richt zich met zijn verzoek tegen de vaststelling van het plan, voor zover dit voorziet in de aanleg van een sloot op zijn perceel aan [locatie] te [plaats], kadastraal bekend [gemeente], sectie […], nummer […]. Hij voert aan dat de sloot een ernstige beperking vormt voor het huidige gebruik van het perceel. [verzoeker] wijst op het alternatief om de sloot twintig meter naar achteren te leggen, waardoor zijn perceel de huidige vorm kan behouden.
2.3. De raad heeft bij brief van 1 december 2009 en ter zitting verklaard dat verwezenlijking van het plan wat betreft de voorziene kwelsloot niet zal plaatsvinden alvorens de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan in de bodemzaak, aangezien thans nog onderhandelingen moeten plaatsvinden met de eigenaren van gronden en/of opstallen aldaar, waaronder [verzoeker]. Voor zover uiteindelijk toch onteigening van de betrokken gronden op grond van titel IV van de Onteigeningswet nodig mocht zijn ter verwezenlijking van het plan op dit punt, geldt dat dit eerst kan geschieden indien het plan onherroepelijk is. Gezien het voorgaande is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2009
466.