200900751/1/H1.
Datum uitspraak: 23 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 16 december 2008 in zaak nr. 07/1883 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen.
Bij besluit van 18 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (hierna: het college) aan "Fotolight BV" (hierna: vergunninghoudster) bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een klokmast bij het park and ride terrein (hierna: het P+R terrein) aan de Parallelweg te Heerlen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 26 september 2007 heeft het college het door [appellanten] appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 18 januari 2007 gehandhaafd.
Bij uitspraak van 16 december 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] in bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak, gezamenlijk met zaak nr. 200900750/1/H1, ter zitting behandeld op 2 november 2009, waar [appellanten], bijgestaan door mr. M.J.J. Smeets, advocaat te Roermond, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.A.M.A. Huppertz, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet mag de reguliere bouwvergunning slechts en moet deze worden geweigerd, indien het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Eikenderveld" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Dienstverlening, bebouwingsklasse ODX, Nederlandse Spoorwegen met bijbehorende voorzieningen".
2.3. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de bij het bestemmingsplan behorende voorschriften (hierna: planvoorschriften) zijn de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor spoorwegdoeleinden, met dien verstande dat categorie A-inrichtingen niet zijn toegestaan.
Ingevolge het derde lid mogen op de gehele bouwkavel bij deze bestemming qua aard en afmeting passende andere bouwwerken worden gebouwd.
2.4. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het oprichten van de klokmast op het perceel in strijd is met artikel 19 van de planvoorschriften. Zij voeren hiertoe aan dat het P+R terrein niet is aan te merken als een parkeervoorziening ten behoeve van treinreizigers en derhalve niet in overeenstemming is met de bestemming.
2.4.1. Zoals is overwogen in de uitspraak van de Afdeling van heden in zaak nr.
200900750/1/H1zijn de werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het P+R terrein en het inrichten daarvan in strijd met de op het perceel rustende bestemming. Hieruit volgt dat het oprichten van de ter ondersteuning van het P+R terrein dienende klokmast eveneens in strijd met de bestemming is.
Voorts heeft de gemachtigde van het college ter zitting erkend dat de bij de in bezwaar gehandhaafde bouwvergunning van 18 januari 2007 behorende situatietekening een onjuiste situering van de klokmast weergeeft. Gelet hierop is het besluit niet voorbereid met de daarbij te betrachten zorgvuldigheid. De rechtbank heeft dat niet onderkend.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [appellanten] tegen het besluit van 26 september 2007 van het college alsnog gegrond verklaren en dit besluit wegens strijd met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet en artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht vernietigen. Het college dient een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. De kosten van het in persoon ter zitting verschijnen van [appellanten], te weten de reiskosten, zijn betrokken in de proceskostenveroordeling in de uitspraak van de Afdeling in zaak nr.
200900750/1/H1.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 16 december 2008 in zaak nr. 07/1883;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen van 26 september 2007, kenmerk 31003/20070152AKH;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Heerlen tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door het college van burgemeester en wethouders van Heerlen aan de secretaris van de Raad van State (bankrekening Raad van State 192323091) onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Heerlen aan [appellanten] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 359,00 (zegge: driehonderdnegenenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. T.M.A. Claessens, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2009