200902116/1/H1.
Datum uitspraak: 23 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Weert,
2. [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B], beiden gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 13 februari 2009 in zaak nr. 08/402 in het geding tussen:
[wederpartij], gevestigd te [plaats] en haar vennoten [vennoot A] en [vennoot B], beiden wonend te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Weert.
Bij besluit van 18 december 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Weert (hierna: het college) aan [appellante sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna: [appellant sub 2]) vrijstelling verleend voor het bedrijfsmatig gebruik van de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te [plaats] (hierna: de percelen) voor milieucategorie 4 en bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een sorteer- en shredderinstallatie in de opslagloods op het perceel [locatie 2] te [plaats].
Bij uitspraak van 13 februari 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] en haar vennoten [vennoot A] en [vennoot B] (hierna: [wederpartij] e.a.) daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 18 december 2007 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 maart 2009, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 maart 2009, hoger beroep ingesteld. Het college heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 24 april 2009 en [appellant sub 2] bij brief van 22 april 2009.
[wederpartij] e.a. hebben een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 december 2009, waar [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. C.G.J.M. Termaat, advocaat te Rosmalen, vergezeld van J.A.L. Put en H.P.J. Wolter, alsmede [wederpartij] e.a., vertegenwoordigd door mr. P.J.G. Poels, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.
2.1. Het college en [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college geen gebruik kon maken van de projectprocedure, als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), omdat de verleende vrijstelling niet ziet op een concrete activiteit. Zij voeren aan dat de rechtbank een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het begrip "project" als bedoeld in artikel 19 van de WRO. Zij wijzen in dit verband op de aan de vrijstelling ten grondslag gelegde ruimtelijke onderbouwing en de ingediende verzoeken.
2.1.1. De betogen falen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 2 mei 2007 in zaak nr.
200605868/1) moet een project in de mate van concreetheid te onderscheiden zijn van de normering neergelegd in een bestemmingsplan. Hoewel de wetgever het begrip 'project' niet nader heeft gedefinieerd betekent dit niet dat iedere activiteit die in ruimtelijke zin in plaats, afmeting en functie is te begrenzen, zich leent voor de toepassing van de projectprocedure als bedoeld in artikel 19 van de WRO.
Het college heeft zonder nadere concretisering vrijstelling verleend voor het bedrijfsmatig gebruik van de percelen voor milieucategorie 4. Het ontwerpbestemmingsplan "2e partiële herziening van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Oost en West" en de toelichting daarop, dat wat betreft de percelen voorziet in de (ongeclausuleerde) wijziging van milieucategorie 3 naar 4, dient als ruimtelijke onderbouwing. Dit in aanmerking nemende heeft de rechtbank terecht overwogen dat het besluit tot vrijstelling niet ziet op concrete activiteiten, maar een ruimere strekking heeft en daarmee niet ziet op een project. Het betoog van [appellant sub 2] en het college dat het project in het verzoek om vrijstelling wel is geconcretiseerd, doet aan deze conclusie niet af. Weliswaar is in het verzoek van 6 augustus 2007 vrijstelling gevraagd ten behoeve van de plaatsing van een werktuigbouwkundige installatie waarvoor bij besluit van 18 december 2007 bouwvergunning is verleend, maar in de aanvulling hierop van 28 augustus 2007 is het verzoek uitgebreid om, vooruitlopend op de inwerkingtreding van voornoemd bestemmingsplan, vrijstelling te verlenen voor het bedrijfsmatig gebruik van de percelen als milieustraat, dan wel afvaloverslagstation met bijbehorende bewerkingen en activiteiten. Tevens wordt in aanmerking genomen dat [appellant sub 2] in haar reacties van 9 en 30 november 2007 op de over het ontwerpbesluit naar voren gebrachte zienswijzen dezelfde ruime, niet op concrete activiteiten toegespitste, omschrijving heeft gehanteerd.
2.2. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verstaat dat de secretaris van de Raad van State van het college van burgemeester en wethouders van Weert griffierecht ten bedrage van € 447,00 (zegge: vierhonderdzevenenveertig euro) heft.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. J.H. van Kreveld en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2009