ECLI:NL:RVS:2009:BK7437

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903673/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en bezwaar van omwonenden tegen college van burgemeester en wethouders van Beverwijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. Het college had op 19 juni 2007 vrijstelling en een bouwvergunning verleend aan Préferent Projectontwikkeling B.V. voor het bouwen van 28 woningen op een perceel aan de Galgenweg en de Grote Houtweg in Beverwijk. Dit besluit werd aangevochten door twee omwonenden, [appellant A] en [appellant B], die bezwaar maakten tegen de verleende vergunning. Het college verklaarde hun bezwaar op 27 maart 2008 niet-ontvankelijk, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank.

De rechtbank Haarlem oordeelde op 16 april 2009 dat het bezwaar van de omwonenden wel ontvankelijk was en vernietigde het besluit van het college. Het college ging in hoger beroep bij de Raad van State, waar de zaak op 25 november 2009 werd behandeld. De Raad van State oordeelde dat het college ten onrechte had aangenomen dat de omwonenden geen bevoegdheid hadden om bezwaar te maken namens de Rooms Katholieke Parochie St. Eloy. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college de omwonenden niet de kans had geboden om hun bevoegdheid aan te tonen.

De Raad van State besloot het hoger beroep ongegrond te verklaren en het college te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van de omwonenden, die in verband met het hoger beroep waren gemaakt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 december 2009.

Uitspraak

200903673/1/H1.
Datum uitspraak: 23 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 april 2009 in zaak nr. 08/3808 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Beverwijk,
en
het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk (hierna: het college) aan Préferent Projectontwikkeling B.V. vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van 28 woningen op het perceel aan de Galgenweg 1-23 en de Grote Houtweg 104-120 te Beverwijk.
Bij besluit van 27 maart 2008 heeft het college het door [appellant A] en [appellant B] (hierna: [appellanten]) daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 16 april 2009, verzonden op 20 april 2009, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 27 maart 2008 vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 mei 2009, hoger beroep ingesteld.
[appellanten] hebben een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft Préferent Projectontwikkeling B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 november 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. L. Riddersma, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [appellanten], vertegenwoordigd door mr. W.J.R.M. Welschen, advocaat te Haarlem, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Préferent Projectontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door mr. S.E.H. van Toor, advocaat te Haarlem, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Bij brief van 12 augustus 2007 hebben [appellanten] bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van 19 juni 2007. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college [appellanten] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in hun bezwaar. Het college voert daartoe aan dat het in dit bezwaarschrift geen aanleiding had hoeven zien om aan te nemen dat [appellanten] bezwaar hebben gemaakt anders dan als beheerders van het Rooms Katholieke Kerkhof aan de Galgenweg (hierna: het kerkhof). Volgens het college was er geen grond om te veronderstellen dat zij het bezwaarschrift mede namens de Rooms Katholieke Parochie St. Eloy (hierna: de parochie) hebben ingediend.
2.1.1. Dit betoog faalt. [appellanten] hebben weliswaar in het bezwaarschrift van 12 augustus 2007 niet met zoveel woorden gesteld namens de parochie bezwaar te maken en zij hebben ook niet een machtiging overgelegd of een ander stuk waaruit hun bevoegdheid blijkt.
Er bestond voor het college echter voldoende grond om aan te nemen dat het bezwaarschrift mede was ingediend namens de parochie, aangezien [appellanten] uitdrukkelijk bezwaar hebben gemaakt in hun hoedanigheid als beheerders van het kerkhof, dat het eigendom is van de parochie, het bezwaarschrift is ingediend op briefpapier van de parochie en het college kon weten dat het parochiebestuur de behartiging van aangelegenheden die het kerkhof betreffen in hoge mate aan de beheerders pleegt over te laten. Het had daarom op de weg van het college gelegen om in geval van twijfel over de vraag of [appellanten] bevoegd waren om namens de parochie bezwaar te maken hen in de gelegenheid te stellen een machtiging over te leggen. Het college heeft, naar niet in geschil is, [appellanten] die mogelijkheid evenwel niet geboden.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2009
17-543.