200903673/1/H1.
Datum uitspraak: 23 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 april 2009 in zaak nr. 08/3808 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], wonend te Beverwijk,
het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk.
Bij besluit van 19 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk (hierna: het college) aan Préferent Projectontwikkeling B.V. vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van 28 woningen op het perceel aan de Galgenweg 1-23 en de Grote Houtweg 104-120 te Beverwijk.
Bij besluit van 27 maart 2008 heeft het college het door [appellant A] en [appellant B] (hierna: [appellanten]) daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 16 april 2009, verzonden op 20 april 2009, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 27 maart 2008 vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 mei 2009, hoger beroep ingesteld.
[appellanten] hebben een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft Préferent Projectontwikkeling B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 november 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. L. Riddersma, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [appellanten], vertegenwoordigd door mr. W.J.R.M. Welschen, advocaat te Haarlem, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Préferent Projectontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door mr. S.E.H. van Toor, advocaat te Haarlem, als partij gehoord.
2.1. Bij brief van 12 augustus 2007 hebben [appellanten] bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van 19 juni 2007. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college [appellanten] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in hun bezwaar. Het college voert daartoe aan dat het in dit bezwaarschrift geen aanleiding had hoeven zien om aan te nemen dat [appellanten] bezwaar hebben gemaakt anders dan als beheerders van het Rooms Katholieke Kerkhof aan de Galgenweg (hierna: het kerkhof). Volgens het college was er geen grond om te veronderstellen dat zij het bezwaarschrift mede namens de Rooms Katholieke Parochie St. Eloy (hierna: de parochie) hebben ingediend.
2.1.1. Dit betoog faalt. [appellanten] hebben weliswaar in het bezwaarschrift van 12 augustus 2007 niet met zoveel woorden gesteld namens de parochie bezwaar te maken en zij hebben ook niet een machtiging overgelegd of een ander stuk waaruit hun bevoegdheid blijkt.
Er bestond voor het college echter voldoende grond om aan te nemen dat het bezwaarschrift mede was ingediend namens de parochie, aangezien [appellanten] uitdrukkelijk bezwaar hebben gemaakt in hun hoedanigheid als beheerders van het kerkhof, dat het eigendom is van de parochie, het bezwaarschrift is ingediend op briefpapier van de parochie en het college kon weten dat het parochiebestuur de behartiging van aangelegenheden die het kerkhof betreffen in hoge mate aan de beheerders pleegt over te laten. Het had daarom op de weg van het college gelegen om in geval van twijfel over de vraag of [appellanten] bevoegd waren om namens de parochie bezwaar te maken hen in de gelegenheid te stellen een machtiging over te leggen. Het college heeft, naar niet in geschil is, [appellanten] die mogelijkheid evenwel niet geboden.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2009