200907198/2/R3.
Datum uitspraak: 17 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
de raad van de gemeente Sint-Oedenrode,
verweerder.
Bij besluit van 25 juni 2009 heeft de raad van de gemeente Sint-Oedenrode (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Partiële herziening, [betonwarenfabriek], [locatie 1] [plaats]" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 september 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 december 2009, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door A.A.M. van der Aa en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.A. Koopman en N.E.M.C. Dekkers, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [belanghebbende], bijgestaan door mr. S.N. Altuntas.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de uitbreiding van de betonfabriek van [verzoekster] aan de [locatie 1]. In het plan is ten behoeve van de betonfabriek een geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder opgenomen.
2.3. Bij het besluit van 25 juni 2009 is de raad overgegaan tot gewijzigde vaststelling van het plan, in die zin dat op de plankaart van het ontwerpbestemmingsplan de met betrekking tot de percelen [locatie 2] en [locatie 3] toegekende aanduiding "vrijstaand (vrij)" is gewijzigd in "twee-aaneen (tae)" en het toegekende bouwvlak is vergroot. Aanleiding voor deze gewijzigde vaststelling was een zienswijze van [belanghebbende], eigenares van deze percelen, waarin zij erop heeft gewezen dat haar in een brief van 23 oktober 1998 door het college van burgemeester en wethouders is toegezegd dat in een eerstvolgende planherziening een planologische regeling voor de reeds gerealiseerde woningsplitsing op haar percelen zou worden opgenomen.
[verzoekster] richt zich met haar beroep en verzoek tegen de vaststelling van de aanduiding "twee-aaneen (tae)" en het bouwvlak. [verzoekster] vreest dat zij in haar bedrijfsvoering wordt beperkt omdat het bouwvlak deels in de geluidzone van haar fabriek ligt. Verder betoogt [verzoekster] dat ter plaatse van het vergrote bouwvlak geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
2.4. Ter zitting is gebleken dat er een bouwvergunning is aangevraagd voor een tweede bouwlaag dan wel een dakopbouw op de bestaande bebouwing ter plaatse van het vergrote bouwvlak. Gelet hierop is met het verzoek om voorlopige voorziening een spoedeisend belang gemoeid.
2.5. De voorzitter stelt voorop dat bij een beslissing omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan alle daarbij betrokken belangen dienen te worden afgewogen. De belangen van derden kunnen daarbij niet zonder meer met een beroep op een gedane toezegging, zo die in dit geval al bevoegd is gegeven, terzijde worden geschoven. In het bestreden besluit geeft de raad zich geen rekenschap van de vraag of [verzoekster] door de gewijzigde vaststelling in haar bedrijfsvoering wordt beperkt. Evenmin blijkt uit de stukken in hoeverre onderzoek is gedaan naar de cumulatieve effecten van de geluidbelasting van de fabriek en de Nijnselseweg alsmede naar de geurbelasting ter plaatse. Voor zover de raad in dit verband ter zitting nog heeft gesteld dat een belangenafweging in het kader van de beoordeling van de bouwvergunningaanvraag zal worden gemaakt, overweegt de voorzitter dat voornoemde belangen bij deze beoordeling geen rol kunnen spelen waar de afgesplitste woning in rechte is bestemd.
2.6. Gelet op het voorgaande acht de voorzitter het niet uitgesloten dat de Afdeling in de bodemprocedure van deze zaak tot het oordeel zal komen dat het bestreden besluit, voor zover het betreft het bouwvlak met de aanduiding "twee-aaneen (tae)" ter plaatse van de percelen [locatie 2] en [locatie 3], voor vernietiging in aanmerking komt. De voorzitter ziet dan ook aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.7. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Sint-Oedenrode van 25 juni 2009 voor zover het betreft het bouwvlak met de aanduiding "twee-aaneen (tae)" ter plaatse van de percelen [locatie 2] en [locatie 3];
II. veroordeelt de raad van de gemeente Sint-Oedenrode tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 679,89 (zegge: zeshonderdnegenenzeventig euro en negenentachtig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Sint-Oedenrode aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Matulewicz
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 december 2009