ECLI:NL:RVS:2009:BK7475

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200902334/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen gedoogbevel opgelegd door het college van gedeputeerde staten van Flevoland

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van het beroep van [appellant] en [echtgenote] tegen een gedoogbevel dat is opgelegd door het college van gedeputeerde staten van Flevoland. Het gedoogbevel, dat betrekking heeft op de uitvoering van sanering op een perceel in [plaats], werd opgelegd op 5 augustus 2008. Na het indienen van bezwaar door [appellant] en [echtgenote] tegen dit besluit, verklaarde het college hun bezwaar ongegrond bij besluit van 20 januari 2009. Hierop heeft [appellant] op 13 maart 2009 beroep ingesteld bij de rechtbank Zwolle-Lelystad, die de zaak doorstuurde naar de Raad van State.

Tijdens de zitting op 13 november 2009 werd het college vertegenwoordigd door R. Lutje-Schipholt en mr. drs. C.M.K. Ipenburg. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat het beroepschrift van [appellant] niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat er geen gronden tegen het besluit van 20 januari 2009 waren aangevoerd. In plaats daarvan bevatte het beroepschrift enkel een verzoek om terugbetaling van griffierecht, wat niet in de procedure aan de orde kon komen.

De Afdeling heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar dit is niet gebeurd binnen de gestelde termijn. De gronden van het beroep zijn niet tijdig ingediend, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 23 december 2009, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200902334/1/M2.
Datum uitspraak: 23 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Flevoland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 augustus 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Flevoland (hierna: het college) een gedoogbevel aan [appellant] en [echtgenote] opgelegd ter zake van de uitvoering van de sanering op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit gedateerd 20 januari 2008, verzonden 2 februari 2009, heeft het college het door [appellant] en [echtgenote] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de rechtbank Zwolle-Lelystad ingekomen op 13 maart 2009, beroep ingesteld. De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft het beroep doorgezonden naar de Raad van State.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 november 2009, waar het college, vertegenwoordigd door R. Lutje-Schipholt en mr. drs. C.M.K. Ipenburg, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover thans van belang, bevat het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep. Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 kan het beroep ingevolge artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2.1.1. In het beroepschrift is uitsluitend een verzoek aan de Afdeling vervat om ervoor zorg te dragen dat het door [appellant] aan de rechtbank Zwolle-Lelystad betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 wordt teruggestort. Dit verzoek kan echter niet worden ingewilligd, nu in deze procedure slechts de rechtmatigheid van het bestreden besluit aan de orde kan komen.
2.2. In het beroepschrift zijn geen gronden aangevoerd tegen het besluit van 20 januari 2009, hetwelk abusievelijk is gedateerd 20 januari 2008. Bij aangetekende brief van 3 april 2009 is [appellant] gewezen op dit verzuim en is hij tot en met 6 mei 2009 in de gelegenheid gesteld het te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld, er rekening mee moet worden gehouden dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Met een brief van 12 april 2009 heeft [appellant] beoogd de gronden van het beroep aan te voeren. Aangezien er in deze brief geen inhoudelijke gronden tegen het bestreden besluit worden aangevoerd, maar de brief slechts een verzoek ten aanzien van het griffierecht en andere gemaakte kosten inhoudt met een bijbehorende toelichting, bevat deze brief, anders dan [appellant] meent, evenmin de gronden van het beroep.
[appellant] heeft de gronden van het beroep derhalve niet binnen de gestelde termijn ingediend.
2.3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2009
407/262-645.