ECLI:NL:RVS:2009:BK7482

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903215/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • C. Taal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen vergunning voor opslag van vaste mest

Op 24 maart 2009 verleende het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen aan J. Laurijsse een vergunning voor het oprichten en in werking hebben van een opslag voor vaste mest aan de Honderd Gemetendijk te De Heen. Dit besluit werd ter inzage gelegd op 30 maart 2009. Tegen deze vergunning hebben [appellant en anderen] op 12 mei 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. Het college heeft hierop een verweerschrift ingediend en nadere stukken overgelegd, die aan de andere partijen zijn toegestuurd. De zaak werd door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer, die de zaak op 11 december 2009 ter zitting heeft behandeld. Het college was vertegenwoordigd door J.J.F.L. Peijs, werkzaam bij de gemeente.

De Afdeling bestuursrechtspraak overwoog dat volgens artikel 20.1 van de Wet milieubeheer belanghebbenden tegen een besluit beroep kunnen instellen. Artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht definieert belanghebbenden als degenen wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In dit geval wonen [appellant en anderen] op een afstand van ten minste 400 meter van de inrichting. Gezien deze afstand en de aard van de inrichting is het niet aannemelijk dat zij milieugevolgen van de vergunde inrichting kunnen ondervinden. Daarom zijn zij geen belanghebbenden in de zin van de wet en konden zij geen beroep instellen.

De Afdeling concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 23 december 2009.

Uitspraak

200903215/1/M2.
Datum uitspraak: 23 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [plaats], gemeente Steenbergen, en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 maart 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen (hierna: het college) aan J. Laurijsse een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een opslag voor vaste mest aan de Honderd Gemetendijk te De Heen. Dit besluit is ter inzage gelegd op 30 maart 2009.
Tegen dit besluit hebben [appellant en anderen] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2009, waar het college, vertegenwoordigd door J.J.F.L Peijs, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep instellen.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. Wanneer krachtens de Wet milieubeheer een vergunning voor het oprichten en het in werking hebben van een inrichting of een zogenoemde revisievergunning wordt verleend, zijn naast de aanvrager onder meer de eigenaren en bewoners van percelen waarop milieugevolgen van deze inrichting kunnen worden ondervonden belanghebbenden.
2.3. [appellant en anderen] wonen allen op een afstand van ten minste
400 meter van de inrichting. Gelet op deze afstand en op de aard en de omvang van de inrichting is het niet aannemelijk dat ter plaatse van de woningen van [appellant en anderen] milieugevolgen ten gevolge van de bij het bestreden besluit vergunde inrichting kunnen worden ondervonden. Zij zijn daarom geen belanghebbenden, als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zodat zij geen beroep op grond van artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer konden instellen.
2.4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Taal
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2009
325-584.