200907147/2/R2.
Datum uitspraak: 21 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Flevoland,
verweerder.
Bij besluit van 30 juni 2009, kenmerk 850235, heeft het college van gedeputeerde staten van Flevoland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Zeewolde (hierna: de raad) bij besluit van 30 oktober 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Horsterveld Noord".
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 september 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 september 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 december 2009, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. M. Schouten, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, is verschenen. Voorts is ter zitting de raad, vertegenwoordigd door mr. C.Th. Vos, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan heeft betrekking op een woonwijk aan de noord-westzijde van de kern Zeewolde en voorziet in een actuele planologische regeling voor dit gebied.
2.3. [verzoeker] kan zich niet verenigen met het plan voor zover dat voorziet in de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen ten behoeve van het verwezenlijken van dakopbouwen wat betreft woningen die onderdeel uitmaken van het project 'Hofvijver' en heeft daartegen diverse bezwaren ingediend.
2.4. [verzoeker] is woonachtig aan de [locatie 1] te [plaats]. Zijn woning maakt tezamen met de overige woningen aan de [locatie 2] (de nummers […] tot en met […]), de [locatie 3] […] tot en met […] en de [locatie 4] [...], […] tot en met […], […] onderdeel uit van het project "Hofvijver". Het betreft hier woningen die allemaal zijn opgetrokken in twee bouwlagen met een platte afdekking en die zijn gelegen rondom een waterpartij.
2.4.1. In het plan is aan de woningen die onderdeel uitmaken van het voornoemde project de bestemming "Wonen -2 (W-2)" toegekend. Ingevolge artikel 11.2.1. aanhef en onder b, van de planvoorschriften - voor zover hier van belang - geldt voor hoofdgebouwen dat de op de plankaart aangewezen goothoogte en/of bouwhoogte in acht genomen wordt. Voor de voornoemde woningen is een maximale bouwhoogte van 7 meter op de plankaart opgenomen.
Ingevolge artikel 11.4.2. van de planvoorschriften is het college van burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 11.2.1. onder b en kan het toestaan dat de bouwhoogte, ten behoeve van de oprichting van een dakopbouw, wordt verhoogd, met dien verstande dat:
a. de maximale bouwhoogte na realisatie van de dakopbouw ten hoogste 9 meter bedraagt;
b. de dakopbouw 2 meter terugliggend ten opzichte van de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd;
c. de dakopbouw 1 meter terugliggend ten opzichte van de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd.
2.5. Gebleken is dat voor het verwezenlijken van een dakopbouw wat betreft de woning aan [locatie 3] nr. […] naast de bestemmingsplanprocedure, een procedure aanhangig is omtrent vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Teneinde te vermijden dat in die procedure betekenis wordt toegekend aan artikel 11.4.2. van de planvoorschriften en uit de inwerkingtreding van dit planonderdeel zou worden afgeleid dat het mogelijk maken van dakopbouwen ter plaatse als een gegeven zouden moeten worden beschouwd, ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen om in elk opzicht te vermijden dat het zelfstandige toetsingskader voor de nog te nemen beslissing op bezwaar in de vrijstellingsprocedure door de inwerkingtreding van het voormelde planonderdeel wordt beïnvloed.
2.6. Gelet op het vorenstaande komt het verzoek voor inwilliging in aanmerking.
2.7. Het college dient ten aanzien van [verzoeker] op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Flevoland van 30 juni 2009, kenmerk 850235, voor zover het betreft de goedkeuring van artikel 11.4.2. van de planvoorschriften voor zover dat ziet op de woningen aan de [locatie 1] […] tot en met […], de [locatie 2] […] tot en met […] en de [locatie 3] […], […] tot en met […] en […];
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Flevoland tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 677,19 (zegge: zeshonderdzevenenzeventig euro en negentien cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Flevoland aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2009