200905023/2/R1.
Datum uitspraak: 21 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],
3. [verzoeker sub 3], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 16 juni 2009, kenmerk 1466309, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Haaren (hierna: de raad) bij besluit van 23 oktober 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Centrum Haaren".
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 juli 2009, [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 augustus 2009, en [verzoeker sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 augustus 2009, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 augustus 2009, heeft [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 augustus 2009, heeft [verzoeker sub 3] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 4 december 2009, waar [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2], en [verzoeker sub 3], vertegenwoordigd door mr. V.Ch. Swane, werkzaam bij Swane juridisch advies, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting de raad, vertegenwoordigd door mr. drs. H.A. Pasveer, advocaat te 's Hertogenbosch, en mr. J.G.A. van den Akker, ambtenaar in dienst van de gemeente, en de stichting Woonstichting 't Heem (hierna: 't Heem), vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan is opgesteld om vernieuwing van het centrum van Haaren mogelijk te maken. Op de locatie van Haarensteijn is een multifunctioneel centrum beoogd. Op de vrijkomende locaties aan de Kerkstraat, de Klim-op en Hasselbraam voorziet het plan in woningbouw.
Bij het bestreden besluit heeft het college goedkeuring verleend aan het plan.
2.3. [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] kunnen zich niet verenigen met de in het plan voorziene woningbouw en hebben hiertegen bezwaren aangevoerd.
2.3.1. Ter zitting heeft 't Heem verklaard dat zij niet voor 2012 een bouwvergunning zal aanvragen voor de voorziene woningbouw. Gelet hierop is met de verzoeken van [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] in zoverre geen spoedeisend belang gemoeid en komen de verzoeken van hen op dit punt niet voor inwilliging in aanmerking.
2.4. De verzoeken van [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] richten zich verder en het verzoek van [verzoeker sub 1] is uitsluitend gericht tegen het voorziene multifunctionele centrum. [verzoeker sub 1] heeft onder meer aangevoerd dat de aangehouden afstand tot de naastgelegen begraafplaats te gering is.
2.4.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat gebleken is dat er in het plangebied geen ruimte is om met bebouwing voor het multifunctioneel centrum te schuiven. De raad heeft volgens het college aangegeven bereid te zijn beperkende maatregelen te treffen. Mede gezien de beperkende maatregelen die de raad heeft toegezegd is het plan op dit punt niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening, aldus het college.
2.4.2. De begraafplaats bevindt zich aan de André Vissersstraat.
Aan gronden ten zuiden en oosten van de begraafplaats is in het plan de bestemming "Gemengd (GD)" toegekend. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor "Gemengd" aangewezen gronden bestemd voor de realisatie en instandhouding van een 'Multifunctioneel centrum' in één bebouwingscomplex, bestaande uit in samenhang te koppelen, te clusteren en te laten functioneren voorzieningen als bedoeld in sub a t/m g:
a. maatschappelijke voorzieningen;
c. sportvoorzieningen, met uitzondering van buitensport(activiteiten);
d. dienstverlening op het gebied van zorg, sport en welzijn;
e. publieksgerichte dienstverlening;
h. horeca, categorie 1, 2 en 3;
h. de instandhouding en bescherming van het op de plankaart aangeduide 'gemeentelijk monument';
k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
l. voorzieningen van algemeen nut;
m. parkeervoorzieningen (ondergronds en bovengronds), […]
o. jongerenontmoetingsplaatsen;
q. met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op het oostelijke deel van de gronden is binnen het daarop gelegde bouwvlak de aanduiding 'maximale bouwhoogte 17 meter' opgenomen.
De afstand van die gronden tot de grens van de begraafplaats bedraagt ongeveer 5 meter.
2.4.3. Niet in geding is dat het plan in zoverre ten opzichte van de bestaande situatie een verruiming van de bouw- en gebruiksmogelijkheden in de directe nabijheid van de begraafplaats inhoudt.
Voor zover het het bestemmingsvlak aan de oostzijde van de begraafplaats betreft, heeft de raad gekozen voor een regeling die het mogelijk maakt dat tot op vijf meter afstand van de begraafplaats bebouwing tot een hoogte van 17 meter mag worden opgericht. Voorshands is niet onaannemelijk dat ter plaatse vormen van gebruik kunnen plaatsvinden die afbreuk kunnen doen aan de rust en ingetogenheid van de begraafplaats alsmede begrafenis- en herdenkingsplechtigheden kunnen verstoren. Hoewel de raad heeft aangegeven beperkende maatregelen te zullen treffen, heeft de raad deze in het plan niet opgenomen. De planregeling bevat geen voorschriften omtrent de op te richten bebouwing waardoor de verstoring kan worden voorkomen of beperkt. Op de begraafplaats zal afschermende beplanting kunnen worden aangelegd, maar nu de gronden hiervan niet in eigendom zijn bij de gemeente, heeft de gemeente geen zeggenschap op de inrichting van dit terrein.
2.4.4. Ter zitting is van de zijde van 't Heem verklaard dat de bouwvergunning op korte termijn zal worden aangevraagd. Op grond hiervan kunnen niet-omkeerbare gevolgen intreden indien het plan in werking treedt. De voorzitter acht het niet op voorhand uitgesloten dat in de bodemprocedure de goedkeuring van de bestemming "Gemengd (GD)" wordt vernietigd. Het verzoek van [verzoeker sub 1] komt op grond daarvan voor inwilliging in aanmerking. Nu de verzoeken van [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] zich ook tegen het plan op dit punt richten, komen hun verzoeken in zoverre eveneens voor inwilliging in aanmerking. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de navolgende ordemaatregel te treffen.
In verband met het voorgaande behoeven de overige gronden van [verzoeker sub 1] en de gronden van [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] geen bespreking meer.
2.5. Het college dient ten aanzien van [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Wat betreft [verzoeker sub 1] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, niet gebleken.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 16 juni 2009, kenmerk 1466309, voor zover het de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Gemengd (GD)" betreft;
II. wijst de verzoeken van [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] voor het overige af;
III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van in verband met de behandeling van de verzoeken opgekomen proceskosten ten aanzien van:
a. [verzoeker sub 2] tot een bedrag van € 47,45 (zegge: zevenenveertig euro en vijfenveertig cent);
b. [verzoeker sub 3] tot een bedrag van € 677,19 (zegge: zeshonderdzevenenzeventig euro en negentien cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van elk € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2009