ECLI:NL:RVS:2009:BK8352

Raad van State

Datum uitspraak
29 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908229/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • H.J.J. Kalter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake revisievergunning voor pluimveehouderij in Midden-Drenthe

Op 24 september 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe een revisievergunning verleend aan de vergunninghoudster voor een pluimveehouderij. Dit besluit werd op 30 september 2009 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben de verzoekers op 27 oktober 2009 beroep ingesteld, waarbij zij op 11 november 2009 de gronden van het beroep hebben aangevuld. Tevens hebben zij de voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek werd op 24 december 2009 ter zitting behandeld, waarbij de verzoekers en het college vertegenwoordigd door J.W. Trof aanwezig waren. De vergunninghoudster was ook aanwezig, vertegenwoordigd door een gemachtigde.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het college heeft aangevoerd dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van de voorlopige voorziening, omdat de verleende revisievergunning betrekking heeft op een pluimveehouderij waarvoor een bouwvergunning vereist is. De voorzitter heeft vastgesteld dat de vereiste bouwvergunning nog niet is aangevraagd en dat deze aanvraag pas zal worden ingediend nadat de milieuvergunning onherroepelijk is geworden. Hierdoor is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig is.

De beslissing van de voorzitter is op 29 december 2009 openbaar uitgesproken, waarbij het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200908229/2/M2.
Datum uitspraak: 29 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe (hierna: het college) aan de [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een pluimveehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 30 september 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 11 november 2009.
Bij eerstgenoemde brief hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 december 2009, waar [verzoekers], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door J.W. Trof, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het college stelt dat het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig is.
2.2.1. De bij het bestreden besluit verleende revisievergunning heeft betrekking op een pluimveehouderij. Ten behoeve van deze activiteit wordt naast de bestaande stal op het terrein van de inrichting een nieuw te bouwen stal geplaatst. Voor deze verandering is een bouwvergunning vereist.
2.2.2. In artikel 20.8 van de Wet milieubeheer is, voor zover hier van belang, bepaald dat een besluit als hier aan de orde - waarin de vergunning betrekking heeft op het veranderen van een inrichting, welke verandering tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Woningwet - niet eerder in werking treedt dan nadat de betrokken bouwvergunning is verleend.
2.2.3. Vast staat dat de vereiste bouwvergunning nog niet is aangevraagd. Ter zitting is gebleken dat de aanvraag om bouwvergunning zal worden ingediend, nadat de bij het bestreden besluit verleende milieuvergunning onherroepelijk is geworden. Nu het bestreden besluit ingevolge artikel 20.8 van de Wet milieubeheer eerst in werking treedt nadat de bouwvergunning is verleend, is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid.
2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.J.J. Kalter, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Kalter
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 december 2009
492.