ECLI:NL:RVS:2010:BK8353

Raad van State

Datum uitspraak
6 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904079/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • W. van Hardeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag gehandicaptenparkeerkaart door college van burgemeester en wethouders van Tilburg

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die op 24 april 2009 haar beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg ongegrond verklaarde. De aanvraag was op 18 september 2007 afgewezen, waarna het college op 8 februari 2008 het bezwaar van [appellante] ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat het college de afwijzing op een zorgvuldige manier had onderbouwd, onder andere door het medisch advies van Argonaut Advies bv van 26 juli 2007 te betrekken. Dit advies concludeerde dat [appellante] in staat was meer dan 1000 meter te lopen, wat zij betwistte. Tijdens de zitting op 2 december 2009 werd het college vertegenwoordigd door mr. R.I.N. Smeets. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het advies van de Argonaut-arts zorgvuldig was opgesteld en dat er geen reden was om aan de juistheid ervan te twijfelen. Het hoger beroep van [appellante] werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200904079/1/H3.
Datum uitspraak: 6 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 24 april 2009 in zaak nr. 08/1700 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (hierna: het college) een aanvraag van [appellante] om een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders afgewezen.
Bij besluit van 8 februari 2008 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 april 2009, verzonden op 4 mei 2009, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 juni 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 16 juni 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. R.I.N. Smeets, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: BABW) kan aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (hierna: de Regeling), voor zover thans van belang, kunnen voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen: bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, wordt een gehandicaptenparkeerkaart niet afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, wordt - ingeval de gehandicaptenparkeerkaart wordt afgegeven door het gemeentelijk gezag, bedoeld in artikel 49 van het BABW - het geneeskundig onderzoek verricht door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst dan wel - bij externe advisering - door een vanwege het gemeentelijk gezag aangewezen deskundige.
2.2. Het college heeft het in bezwaar gehandhaafde besluit van 18 september 2007 mede gebaseerd op het medisch advies van Argonaut Advies bv van 26 juli 2007 (hierna: het advies).
2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat de beslissing tot afwijzing van de gemeente de marginale toets kan doorstaan. Zij stelt dat het onderzoek door de Argonaut-arts onvoldoende is geweest. Volgens [appellante] heeft de arts enerzijds geconstateerd dat zij een orthopedische aandoening heeft en anderzijds stelt deze zonder nadere motivering vast dat [appellante] in staat is meer dan 1000 meter te lopen. Zij stelt dat de arts die stelling kennelijk heeft gebaseerd op haar mededeling dat zij regelmatig een wandeling maakt van een halfuur. [appellante] betoogt dat dit alleen mogelijk is wanneer zij tijdens zo'n wandeling zeer regelmatig rustperioden inlast.
2.4. Dit betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 september 2007 in zaak nr.
200702094/1) mag een bestuursorgaan een advies dat is uitgebracht door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige bij zijn beoordeling van een aanvraag betrekken, mits dit advies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. De rechtbank heeft terecht overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het advies niet op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Uit het advies blijkt dat de Argonaut-arts op de hoogte was van de door [appellante] gestelde klachten en dat hij een voldoende beeld had van haar beperkingen. [appellante] heeft voorts niet met door andere deskundigen opgestelde stukken aannemelijk gemaakt dat aan de juistheid van de bevindingen en de conclusie uit het advies moet worden getwijfeld. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college dit advies aan het besluit van 18 september 2007 ten grondslag mocht leggen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2010
312-637.