200903807/1/M2.
Datum uitspraak: 13 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Hooizolder Exploitatie B.V., gevestigd te Westkapelle, gemeente Veere,
appellante,
het college van burgemeester en wethouders van Veere,
verweerder.
Bij besluit van 22 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veere (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Hooizolder Exploitatie B.V. (hierna: De Hooizolder) een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 2.17, eerste lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit).
Bij besluit van 14 april 2009 heeft het college het door De Hooizolder hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft De Hooizolder bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 mei 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2009, waar het college, vertegenwoordigd door ing. E. Voogd, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door mr. J.A. de Boer, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.
2.1. Het besluit van 22 oktober 2008 tot het opleggen van de last onder dwangsom heeft betrekking op discotheek De Hooizolder aan de Grindweg 6 te Westkapelle, gemeente Veere. De last onder dwangsom is gebaseerd op geluidmetingen die zijn verricht op verschillende data in de nachtperiode, te weten op 29, 30 en 31 juli en op 9 en 17 augustus 2008. Het college heeft op basis van deze metingen geconcludeerd dat de geluidgrenswaarden waaraan ingevolge artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit moet worden voldaan, zijn overschreden.
2.2. Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit, voor zover hier van belang, mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vanwege het in werking zijn van de inrichting op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer bedragen dan 40 dB(A) voor de nachtperiode.
2.3. Niet in geschil is dat zich tijdens de hiervoor bedoelde metingen overtredingen van artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit hebben voorgedaan, zodat het college bevoegd was handhavend op te treden.
2.4. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.5. De Hooizolder betoogt dat het college in het besluit op bezwaar de last onder dwangsom ten onrechte heeft gehandhaafd. Hiertoe voert zij aan dat het college in het besluit op bezwaar ten onrechte voorbij is gegaan aan de omstandigheid dat zij reeds ten tijde van het nemen van het besluit tot het opleggen van de last onder dwangsom offertes voor het treffen van geluidreducerende maatregelen aan het opvragen was.
2.5.1. De door De Hooizolder gestelde omstandigheid leidt er niet toe dat het opleggen van de last onder dwangsom onevenredig was. De last onder dwangsom is er immers op gericht de overtreder ertoe te bewegen vóór het einde van de begunstigingstermijn een einde aan de overtreding te maken.
2.6. De Hooizolder betoogt voorts dat de in rechtsoverweging 2.5 bedoelde maatregelen inmiddels waren getroffen. Omdat bij dit besluit de last onder dwangsom desalniettemin is gehandhaafd, heeft de last een punitief karakter gekregen, aldus De Hooizolder.
2.6.1. Op 8 januari 2009 heeft De Hooizolder aan het college een door haar aangevraagde offerte overgelegd. De offerte bestaat uit een opsomming van de door De Hooizolder te treffen geluidreducerende maatregelen. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit waren de in de offerte genoemde geluidreducerende maatregelen niet voltooid. De in de offerte genoemde geluidreducerende maatregelen zijn ook niet geheel overeenkomstig de maatregelen die in het door De Hooizolder op 27 januari 2008 met aanvullende berekeningen overgelegde akoestisch rapport van Kupers & Niggebrugge B.V. worden geadviseerd. De Hooizolder heeft niet aangetoond dat met de in de offerte genoemde maatregelen kan worden voldaan aan de geluidgrenswaarden van artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit.
Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was het college dus alleen op de hoogte van de in de offerte genoemde, door De Hooizolder te treffen geluidreducerende maatregelen. Reeds daarom ziet de Afdeling in hetgeen De Hooizolder heeft aangevoerd niet zodanig bijzondere omstandigheden dat het college bij het nemen van het bestreden besluit de last onder dwangsom niet kon handhaven.
2.7. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Taal
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2010