ECLI:NL:RVS:2010:BK8998

Raad van State

Datum uitspraak
13 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900862/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • W. Sorgdrager
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor lozing van water door Afvalsturing Friesland N.V. en de ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak gaat het om een besluit van het dagelijks bestuur van het waterschap Fryslân, dat op 28 november 2008 een vergunning heeft verleend aan de naamloze vennootschap Afvalsturing Friesland N.V. (Omrin) voor het lozen van water afkomstig van een toekomstige inrichting aan de Lange Lijnbaan 14 te Harlingen. Dit besluit werd op 19 december 2008 ter inzage gelegd. De appellant heeft op 29 januari 2009 beroep ingesteld tegen dit besluit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 15 oktober 2009 ter zitting behandeld, waarbij de appellant en vertegenwoordigers van het dagelijks bestuur en Omrin aanwezig waren.

De Afdeling overweegt dat, op basis van de Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht, de appellant niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. De afstand van de woning van de appellant tot de inrichting waar het water wordt geloosd, bedraagt ongeveer negen tot tien kilometer. De Afdeling concludeert dat de vergunde lozing geen milieugevolgen heeft voor de woning van de appellant, waardoor zijn belangen niet rechtstreeks zijn betrokken bij het bestreden besluit. Dit leidt tot de conclusie dat de appellant geen ontvankelijkheid heeft in zijn beroep.

De Afdeling verklaart het beroep van de appellant niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 13 januari 2010.

Uitspraak

200900862/1/M1.
Datum uitspraak: 13 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het dagelijks bestuur van het waterschap Fryslân,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2008 heeft het dagelijks bestuur van het waterschap Fryslân (hierna: het dagelijks bestuur), voor zover van belang, aan de naamloze vennootschap Afvalsturing Friesland N.V. (hierna: Omrin) een vergunning verleend als bedoeld in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren voor het lozen van water afkomstig van haar toekomstige inrichting aan de Lange Lijnbaan 14 te Harlingen via het gemeentelijk rioolstelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie te Harlingen op het Harinxmakanaal. Dit besluit is op 19 december 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2009, beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant] heeft zijn zienswijzen daarop naar voren gebracht.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 oktober 2009, waar [appellant], in persoon, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door T. Slof, M. Baarda en A. Roedema, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Omrin, vertegenwoordigd door mr. H.M. Giezen, advocaat te Amsterdam, ir. J.W.G. Vernooy en ing. S. Bosch, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 20.1, eerste en derde lid, van de Wet milieubeheer kan, voor zover van belang, een belanghebbende tegen een besluit op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2. Zowel de afstand van de woning van [appellant] tot de inrichting van waaruit op het gemeentelijk rioolstelsel wordt geloosd als de afstand van deze woning tot het punt van waaruit op het Harinxmakanaal wordt geloosd, bedraagt ongeveer negen tot tien kilometer. De Afdeling acht het aannemelijk dat de vergunde lozing geen milieugevolgen heeft of kan hebben ter plaatse van de woning van [appellant]. Derhalve wordt het leefmilieu van [appellant] niet rechtstreeks door de lozing beïnvloed. Gelet hierop zijn de belangen van [appellant] niet rechtstreeks betrokken bij het bestreden besluit en is hij derhalve geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3. Voor zover [appellant] aanvoert dat beroep is ingesteld namens de stichting Stichting Afvaloven Nee, overweegt de Afdeling dat hier in het beroepschrift geen blijk van wordt gegeven. De verklaring hieromtrent die bij brief van 2 oktober 2009 is verzonden en de eerst ter zitting overgelegde machtiging van het bestuur van Stichting Afvaloven Nee, zijn in dit verband te laat.
2.4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. Th.C. van Sloten, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.A.M. van Hamond, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Van Hamond
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2010
446-288.