ECLI:NL:RVS:2010:BK8999
Raad van State
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- W.D.M. van Diepenbeek
- G.N. Roes
- Rechtspraak.nl
Weigering vergunning voor akkerbouwbedrijf met biomassavergistingsinstallatie door college van burgemeester en wethouders van Hardenberg
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg op 22 december 2008 geweigerd om aan de appellant een vergunning te verlenen voor het oprichten en in werking hebben van een akkerbouwbedrijf met een biomassavergistingsinstallatie. Dit besluit werd op 24 december 2008 ter inzage gelegd. De appellant heeft hiertegen op 3 februari 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 24 november 2009 zijn zowel de appellant, bijgestaan door H.J.H. Feddema, als vertegenwoordigers van het college, A.M. Zwiers en A. van der Zwan, verschenen.
De appellant voerde aan dat het college de procedure opzettelijk had vertraagd om de vergunning te kunnen weigeren op basis van artikel 8.9 van de Wet milieubeheer, zoals dat gold per 1 juli 2008. De Raad van State overwoog dat het college de aanvraag op 20 februari 2007 had ontvangen en op 12 maart 2007 om aanvullingen had verzocht. De appellant had het benodigde akoestisch rapport op 28 november 2007 ingediend, maar het college had sindsdien geen aanvullende verzoeken gedaan en ook de beslistermijn niet verlengd. De Raad van State concludeerde dat het college te laat had beslist op de aanvraag, maar dat deze overschrijding de rechtmatigheid van het besluit niet aantastte. De appellant had rechtsmiddelen kunnen aanwenden tegen deze termijnoverschrijding.
De Raad van State oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het college in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had gehandeld en dat de beroepsgrond van de appellant faalde. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.