200903883/1/H1.
Datum uitspraak: 13 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Westland,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 april 2009 in zaak nr. 08/4394 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Westland.
Bij besluit van 18 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Westland (hierna: het college) aan [appellant] bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een damwand op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 13 november 2007 heeft het college het door [bezwaarmaker] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en dat besluit herroepen.
Bij besluit van 18 maart 2008, zoals gewijzigd bij besluit van 5 februari 2009, heeft het college, opnieuw beslissend op de bouwaanvraag van [appellant], geweigerd bouwvergunning te verlenen.
Bij uitspraak van 14 april 2009, verzonden op 20 april 2009, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] tegen de besluiten van 18 maart 2008 en 5 februari 2009 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 mei 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 25 juni 2009.
[bezwaarmaker] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 december 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. R.F. Thunnissen, advocaat te 's-Gravenhage, en het college, vertegenwoordigd door F.M. de Schipper, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [bezwaarmaker], in persoon, gehoord.
2.1. Op het perceel is de woning van [appellant] gelegen, die deels op en deels tegen een bunker uit de tweede wereldoorlog is gebouwd. Het bouwplan voorziet in een damwand om de grond te keren waarop het terras bij de woning is gelegen. Op de gronden waarop het bouwplan is voorzien rust ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied" (hierna: het bestemmingsplan) de bestemming "Tuin". Niet in geschil is dat het bouwplan hoger is en dichter bij de erfafscheiding is gelegen dan ingevolge het bestemmingsplan is toegestaan. Het college heeft zich in het besluit van 5 februari 2009 op het standpunt gesteld dat het vanuit stedenbouwkundig oogpunt onwenselijk is om vrijstelling te verlenen, omdat het bouwplan de kenmerkende vorm van de bunkerheuvel, die een zekere cultuurhistorische waarde heeft, aantast.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren voor het bouwplan vrijstelling te verlenen, heeft miskend dat het bouwplan de bunkerheuvel feitelijk niet aantast, omdat de bunker nog steeds toegankelijk is. Mocht worden geoordeeld dat sprake is van aantasting van de bunkerheuvel, dan heeft de rechtbank volgens hem miskend dat de woningen aan de [locaties] in grotere mate de vorm van de desbetreffende bunkerheuvels aantasten dan bij realisering van het bouwplan het geval is.
2.2.1. Dit betoog slaagt niet. [appellant] kan niet worden gevolgd in zijn betoog dat de plaatsing van de damwand onderaan een glooiende heuvel op een afstand van 3,10 m van het bestaande terras, waarbij de ruimte tussen het terras en de damwand wordt opgevuld met aarde, de vorm van de heuvel niet aantast. Dat de bunker nog toegankelijk is, doet niet af aan de omstandigheid dat het bouwplan de vorm van de heuvel aantast. Voorts faalt het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel, reeds omdat in de door hem genoemde gevallen geen sprake is van een dergelijke damwand.
2.3. Ten slotte faalt eveneens het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat hij erop mocht vertrouwen dat het college vrijstelling zou verlenen, omdat het bij besluit van 18 oktober 2006 immers reeds bouwvergunning had verleend.
Uit de aard van de bezwaarschriftprocedure volgt dat een aanvankelijk genomen besluit naar aanleiding daarvan alsnog ongedaan kan worden gemaakt. Daarmee moest [appellant] rekening houden. Aan de omstandigheid dat het college bouwvergunning heeft verleend, kon hij voorts niet het in rechte te honoreren vertrouwen ontlenen dat, indien het college, beslissend op de bezwaren van [bezwaarmaker], zich op het standpunt zou stellen dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, tevens bereid zou zijn daarvan vrijstelling te verlenen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2010