ECLI:NL:RVS:2010:BK9030

Raad van State

Datum uitspraak
13 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909371/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ontheffing en bouwvergunning voor woninguitbreiding in Oudewater

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 januari 2010 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het hoger beroep van [verzoeker] tegen het college van burgemeester en wethouders van Oudewater. Het college had op 29 april 2009 geweigerd om [verzoeker] ontheffing en bouwvergunning te verlenen voor het uitbreiden van een woning aan de achterzijde en het bebouwen van de overkapping op het perceel [locatie] te Oudewater. Na een intrekking van dit besluit op 23 juni 2009, bleef de weigering voor het bouwplan bestaan. De rechtbank Utrecht verklaarde op 5 november 2009 het beroep van [verzoeker] ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 7 januari 2010 werd het verzoek behandeld. [Verzoeker] stelde dat de bouwwerkzaamheden al waren begonnen en dat verdere vertraging onnodige schade zou veroorzaken. De voorzitter overwoog echter dat het schorsen van het besluit van 28 juli 2009 niet zou leiden tot het verkrijgen van een bouwvergunning voor het bouwplan. Bovendien werd opgemerkt dat de wet niet voorziet in een verklaring voor recht in het kader van een voorlopige voorziening, die slechts een voorlopig karakter heeft.

Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de beperkingen van voorlopige voorzieningen in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak om aan de wettelijke vereisten te voldoen.

Uitspraak

200909371/2/H1.
Datum uitspraak: 13 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 5 november 2009 in de zaken nrs. 09/2467 en 09/2468 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Oudewater.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oudewater (hierna: het college) geweigerd [verzoeker] ontheffing en bouwvergunning te verlenen voor het uitbreiden van een woning aan de achterzijde en het bebouwen van de overkapping op het perceel [locatie] te Oudewater (hierna: het bouwplan).
Bij besluit van 23 juni 2009 heeft het college dat besluit ingetrokken en geweigerd voor het bouwplan vrijstelling en bouwvergunning te verlenen.
Bij besluit van 28 juli 2009 heeft het college het door [verzoeker] tegen dat laatste besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 november 2009, verzonden op 10 november 2009, heeft de rechtbank Utrecht het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 december 2009, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft hij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 januari 2010, waar [verzoeker] in persoon, bijgestaan door mr. S.G.A. de Boer, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.P.W. van den Berg en P.R. Schoemaker, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek strekt tot schorsing van het besluit van 28 juli 2009. Aan dat verzoek is ten grondslag gelegd dat met de bouwwerkzaamheden ter realisering van het bouwplan is aangevangen en verdere vertraging van deze werkzaamheden onnodige schade veroorzaakt.
2.2. Met het treffen van de verzochte voorziening kan het door [verzoeker] beoogde resultaat niet worden bereikt. Het schorsen van het besluit van 28 juli 2009 leidt er niet toe dat [verzoeker] over een bouwvergunning voor het realiseren van het bouwplan beschikt.
Voor zover uit het verhandelde ter zitting moet worden afgeleid dat [verzoeker] beoogt te verzoeken dat bij wijze van voorlopige voorziening voor recht wordt verklaard dat voor het bouwplan van rechtswege bouwvergunning is verleend, wordt overwogen dat de wet niet in de mogelijkheid van het geven van een verklaring voor recht voorziet, nu een getroffen voorziening slechts een voorlopig karakter heeft.
2.3. Nu voor het treffen van een voorziening, als verzocht, ook overigens geen aanleiding bestaat, dient het verzoek te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. De Haseth
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2010
476.