ECLI:NL:RVS:2010:BK9900

Raad van State

Datum uitspraak
15 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908583/1/H2 en 200908583/2/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • M.R. Poot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van vervoerskosten voor leerling naar school

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Boskoop op 13 november 2008 een verzoek van de ouders van een leerling om vergoeding van vervoerskosten naar een school in Boskoop afgewezen. De ouders, aangeduid als [wederpartij], maakten bezwaar tegen deze beslissing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond op 3 maart 2009. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 30 september 2009 het beroep van de ouders gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd. Hierop heeft het college hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, vergezeld van een verzoek om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 7 januari 2010 behandeld. De ouders waren vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. A. Bijlsma, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. M.W. Kempe. De voorzitter heeft overwogen dat nader onderzoek niet nodig was en dat de zaak direct kon worden beoordeeld. De voorzitter heeft vastgesteld dat het college in bijzondere gevallen kan afwijken van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Boskoop 2005, maar dat het college niet verplicht is om dit te doen.

De voorzitter oordeelde dat het college voldoende had gemotiveerd waarom het verzoek was afgewezen, en dat de rechtbank had miskend dat het college uitvoerig overleg had gehad met de schoolbegeleidingsdienst MHR. De voorzitter concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de verordening rechtvaardigden. Het hoger beroep van het college werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het beroep van de ouders werd ongegrond verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

200908583/1/H2 en 200908583/2/H2.
Datum uitspraak: 15 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Boskoop,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 september 2009 in zaak nr. 09/2619 in het geding tussen:
[wederpartijen], beiden wonend te [woonplaats],
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2008 heeft appellant (hierna: het college) een verzoek van [wederpartijen] (hierna: [wederpartij]) om vergoeding van de kosten van het vervoer van hun dochter (hierna: de leerling) naar en van de [school] in [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 3 maart 2009 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 september 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 november 2009, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft het de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 januari 2010, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M.W. Kempe, advocaat te Alphen aan den Rijn, en [wederpartij], bijgestaan door mr. A. Bijlsma, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Ingevolge artikel 31 van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Boskoop 2005 (hierna: de Verordening) kan het college in bijzondere gevallen ten gunste van de ouders van de bepalingen in deze verordening afwijken, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan de permanente commissie leerlingenzorg, de commissie voor de begeleiding, de regionale verwijzingscommissie of andere deskundigen.
2.3. Het college heeft het verzoek afgewezen, omdat de Verordening in een geval als dit niet in vergoeding voorziet en geen reden is om voormeld artikel 31 toe te passen, nu de leerling niet op speciaal onderwijs is aangewezen en er in Boskoop een voor haar, ook als hoogbegaafde, geschikte en toegankelijke school is.
2.4. De rechtbank heeft het besluit van 3 maart 2009 vernietigd, omdat het ter zake van de weigering de hardheidsclausule toe te passen volgens haar niet op een draagkrachtige motivering steunt, nu het college zijn oordeel dat de in Boskoop gevestigde Jenaplanschool "De Zevensprong" met behulp van de schoolbegeleidingsdienst MHR onderwijs kan bieden dat bij de leerling past slechts doet steunen op een advies van MHR, waaruit niet blijkt dat dit tot stand is gekomen op basis van informatie over de specifieke situatie van de leerling.
2.5. Het college betoogt dat zij aldus heeft miskend dat het college, hoewel daartoe niet verplicht, uitvoerig overleg heeft gehad met de MHR en daaruit is gebleken dat "De Zevensprong" onderwijs kan aanbieden dat voldoende aansluit op de leerbehoeften van hoogbegaafde leerlingen, zodat deze school kan worden aangemerkt als een voor de leerling toegankelijke school.
2.5.1. Het college kan aan artikel 31 van de Verordening toepassing geven, maar is daartoe niet verplicht. De rechter dient een weigering deze bevoegdheid toe te passen dan ook terughoudend te toetsen. De aan een weigering te stellen motiveringseisen dienen bij die terughoudendheid aan te sluiten.
Het college heeft uit de verkregen informatie van de schoolbegeleidingsdienst MHR over de mogelijkheden om ook hoogbegaafde leerlingen passend onderwijs aan te bieden afgeleid dat het mogelijk is de leerling vanuit het begaafdencentrum "Surplus" op "De Zevensprong" extra te begeleiden. Dat die school de leerling, als gesteld, niet hetzelfde kan bieden als [school], maakt niet dat het college zich ter motivering van de weigering de hardheidsclausule toe te passen niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat, gelet op hetgeen "De Zevensprong" met extra begeleiding vanuit "Surplus" aan de leerling kan bieden, geen zodanig bijzondere omstandigheden bestaan, dat die tot afwijking van de in de Verordening gestelde criteria nopen.
Het betoog slaagt.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de voorzitter het beroep tegen het besluit van 3 maart 2009 van het college ongegrond verklaren.
2.7. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 september 2009 in zaak nr. 09/2619;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond;
IV. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2010
362.