200902784/1/H1.
Datum uitspraak: 20 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellante sub 1], gevestigd te [plaats],
2. het college van burgemeester en wethouders van Winschoten,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 5 maart 2009 in zaken nrs. 08/538, 08/555 en 08/595 in het geding tussen:
appellante sub 1,
[wederpartij a], wonend te Winschoten,
[wederpartij b], wonend te Winschoten
Bij besluit van 22 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Winschoten (hierna: het college) aan Organisatie Winschoter Kermissen (hierna: OWK) vrijstelling verleend voor het verplaatsen van de jaarlijkse kermis naar het parkeerterrein van de C1000 aan de Venne te Winschoten.
Bij uitspraak van 5 maart 2009, verzonden op 11 maart 2009, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) de door [appellante sub 1], [wederpartij a] en [wederpartij b] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard en het besluit van 22 april 2008 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellante sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 april 2009, en het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 april 2009, hoger beroep ingesteld. Het college heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 25 mei 2009.
[wederpartij b] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 december 2009, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door mr. M. Lanen, advocaat te Utrecht, het college, vertegenwoordigd door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, en [wederpartij b], vertegenwoordigd door mr. G.G. Kranendonk, zijn verschenen.
2.1. Vaststaat dat het gebruik van het parkeerterrein voor het houden van de jaarlijkse kermissen in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Venne 1984". Teneinde het gebruik mogelijk te maken heeft het college met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling verleend.
2.2. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist.
2.3. Ten tijde van het nemen van het besluit van 22 april 2008 gold de door het college van gedeputeerde staten van Groningen (hierna: het college van gedeputeerde staten) bij besluit van 8 augustus 2006 vastgestelde - en in het Provinciaal blad van Groningen (nr. 24) van 9 augustus 2006 gepubliceerde - lijst met categorieën van gevallen als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO (hierna: de provinciale lijst).
Volgens de Categorie stedelijk gebied (alle gemeenten), onder G, van de provinciale lijst kan vrijstelling worden verleend voor het gebruiken van onbebouwde gronden anders dan voor bouwen, mits het project binnen de bestaande functionele structuur past.
2.4. Het college betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het bevoegd was tot het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO. Daartoe voert het aan dat voormelde categorie bij uitstek bedoeld en geschikt is voor een gebruikswijziging ten behoeve van een kermis.
2.4.1. Anders dan de rechtbank, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het houden van de jaarlijkse kermissen niet valt onder voormelde categorie. Het parkeerterrein aan De Venne heeft een openbare functie en is functioneel geschikt voor het tijdelijk gebruik als kermisterrein. Het parkeerterrein is voorts, gelet op het feitelijk karakter van de omgeving, gelegen in het stedelijk gebied, zodat het houden van de jaarlijkse kermissen op dit terrein past binnen de bestaande functionele structuur. Dit betekent dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het college niet bevoegd was tot het verlenen van vrijstelling met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO.
2.5. [appellante sub 1] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen van het bestemmingsplan. Dit betoog is gericht tegen overwegingen van de rechtbank die los staan van de eerdere inhoudelijke overwegingen die de beslissing van de rechtbank dragen. De overwegingen zijn, zoals de rechtbank ook uitdrukkelijk heeft overwogen, ten overvloede gegeven. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel de overwegingen van de rechtbank over de aan de vrijstelling ten grondslag liggende ruimtelijke onderbouwing en de door het college gemaakte belangenafweging als bindend aan te merken. Dit brengt mee dat [appellante sub 1] geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep.
2.6. Het hoger beroep van [appellante sub 1] is niet-ontvankelijk. Het hoger beroep van het college is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling alsnog de bij de rechtbank aangevoerde beroepsgronden beoordelen.
2.7. In beroep is betoogd dat het college niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen van het bestemmingsplan. Daartoe is aangevoerd dat de belangen van [appellante sub 1] bij het behoud van de parkeerplaatsen op het parkeerterrein van de C1000 en van [wederpartij a] en [wederpartij b] bij het voorkomen van (geluids)overlast zwaarder wegen dan het algemeen belang bij het houden van de kermis op het parkeerterrein.
2.7.1. Dit betoog faalt. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het college het algemeen belang bij het houden van de jaarlijkse kermissen op het parkeerterrein niet in redelijkheid zwaarder heeft mogen laten wegen dan de belangen van [appellante sub 1], [wederpartij a] en [wederpartij b]. Daarbij is in aanmerking genomen dat het parkeerterrein van de C1000 slechts drie maal per jaar gedurende zes dagen als kermisterrein zal worden gebruikt en dat het college, middels de benodigde evenementenvergunning, maatregelen zal treffen ter voorkoming van geluidsoverlast. Het college heeft voldoende gemotiveerd dat er voor de bezoekers van de C1000 gedurende de kermisdagen voldoende parkeermogelijkheden op nabij gelegen parkeerterreinen bestaan. Dat op deze parkeerterreinen slechts tegen betaling kan worden geparkeerd, leidt niet tot een ander oordeel, nu tijdens de kermisdagen op de voor de C1000 gelegen parkeerplaatsen ook slechts tegen betaling kan worden geparkeerd. Voorts is aan het vrijstellingsbesluit het voorschrift verbonden dat tijdens de kermisdagen twee beveiligingsmedewerkers aanwezig zullen zijn ter voorkoming van overlast. Dat het wegvallen van parkeerplaatsen op het parkeerterrein zal leiden tot een omzetdaling van 50% voor de C1000, heeft [appellante sub 1] niet aannemelijk gemaakt.
2.8. De beroepen van [appellante sub 1], [wederpartij a] en [wederpartij b] tegen het besluit van 22 april 2008 zijn ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep van [appellante sub 1] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Winschoten gegrond;
III. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Groningen van 5 maart 2009 in zaken nrs. 08/538, 08/555 en 08/595;
IV. verklaart de in die zaken ingestelde beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Graaff-Haasnoot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010