200902881/1/H1.
Datum uitspraak: 20 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht van 10 maart 2009 in zaken nrs. 09/159 en 09/180 in het geding tussen:
de vereniging Vereniging tot behoud van kleinschalige horeca in Gorinchem
Bij besluit van 7 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem (hierna: het college) aan [vergunninghouder] reguliere bouwvergunning verleend voor het veranderen van de indeling van een restaurant op het perceel [locatie] te Gorinchem (hierna:
het perceel).
Bij besluit van 8 januari 2008 heeft het college aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor het gedeeltelijk inpandig slopen het perceel.
Bij besluit van 1 februari 2008 heeft het college het door de vereniging Vereniging tot behoud van kleinschalige horeca in Gorinchem (hierna:
de vereniging) tegen voormelde besluiten gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 11 december 2008 heeft het college aan [vergunninghouder] vrijstelling verleend voor het vestigen van een wokrestaurant op het perceel.
Het college heeft het door de vereniging tegen het besluit van 11 december 2008 gemaakte bezwaar doorgezonden naar de rechtbank om te worden behandeld als beroepschrift.
Bij uitspraak van 10 maart 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, dit beroep niet-ontvankelijk verklaard, gelast dat het college het door de vereniging betaalde griffierecht in de hoofdzaak aan haar dient te vergoeden en het college veroordeeld in de door de vereniging gemaakte proceskosten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 april 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 14 mei 2009.
De vereniging heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 december 2009, waar het college, vertegenwoordigd door A. Bil, ambtenaar in dienst van de gemeente, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, en de vereniging, vertegenwoordigd door L.A.W. van Laak en mr. F.F.A. Bosscher, zijn verschenen.
2.1. Uit de bewoordingen van het besluit van 11 december 2008 volgt dat vrijstelling is verleend voor het gebruik van het pand op het perceel als wokrestaurant. Anders dan het college tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft verklaard, heeft het college tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep desgevraagd verklaard dat de vrijstelling tot dat doel is verleend. De vrijstelling heeft derhalve geen betrekking op de bij besluit van 7 januari 2008 verleende bouwvergunning voor het veranderen van de indeling van het restaurant op het perceel, zodat het besluit van 11 december 2008 niet valt onder het bereik van artikel 49, vijfde lid, van de Woningwet, zoals deze luidde ten tijde van belang. Dat besluit is derhalve, anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, zelfstandig appellabel. Nu het besluit van 11 december 2008 is voorbereid met de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) opgenomen uniforme openbare voorbereidingsprocedure, stond daartegen ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d, van die wet rechtstreeks beroep bij de rechtbank open. De voorzieningenrechter heeft dit niet onderkend. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het door de vereniging ingestelde beroep tegen het besluit van 11 december 2008 op onjuiste gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.2. Het betoog van het college dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft gelast dat hij het door de vereniging betaalde griffierecht in de hoofdzaak dient te vergoeden en dat de voorzieningenrechter hem ten onrechte heeft veroordeeld in de door de vereniging gemaakte proceskosten, slaagt. Anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, is van een onjuiste rechtsmiddelenvermelding onder het vrijstellingsbesluit van 11 december 2008 geen sprake.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de voorzieningenrechter zou behoren te doen, zal de Afdeling het door de vereniging ingestelde beroep tegen het besluit van 11 december 2008 niet-ontvankelijk verklaren. Daartoe overweegt zij als volgt.
2.4. Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Ingeval artikel 6:9, tweede lid, toepassing vindt, rust op de indiener van het bezwaar- of beroepschrift de last aannemelijk te maken dat het tijdig ter post is bezorgd. Bij verzending per post geldt in beginsel de datum zoals aangegeven door TNT Post op de envelop dan wel het bewijs van aangetekende verzending, als bewijs dat een stuk tijdig ter post is bezorgd.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.4.1. Het besluit van 11 december 2008 is op 23 december 2008 verzonden, zodat de termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift is aangevangen op 24 december 2008 en geëindigd op 4 februari 2009. De vereniging heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij het geschrift op of voor 3 februari 2009 ter post heeft bezorgd. Ter zitting heeft de vereniging nog gesteld dat zij het geschrift één dag voor het einde van de termijn ook op het gemeentehuis heeft bezorgd. Zij heeft die stelling evenwel niet aannemelijk gemaakt.
Gezien de datum van het poststempel op de envelop waarin het bezwaarschrift is verzonden moet het ervoor worden gehouden dat de vereniging dit geschrift eerst na ommekomst van de daarvoor geldende termijn ter post heeft bezorgd, zodat dit als beroepschrift doorgezonden bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de vereniging in verzuim is geweest.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht van 10 maart 2009 in zaken nrs. 09/159 en 09/180;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Graaff-Haasnoot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010