200904294/1/H1.
Datum uitspraak: 20 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 6 mei 2009 in zaak nr. 08/5366 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Renkum.
Bij besluit van 5 juni 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Renkum (hierna: het college) onder oplegging van een last onder dwangsom [appellant] gelast om het oprichten van een bouwwerk op het perceel achter [locatie] te [plaats] zonder dat daarvoor bouwvergunning is verleend, te staken (hierna: het perceel).
Bij besluit van 14 oktober 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 mei 2009, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juni 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 10 juli 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2009, waar [appellant], bijgestaan door N.J. Ursum, en het college, vertegenwoordigd door J.A.T. van Loenen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Vast staat dat [appellant] op het perceel een aantal werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van het realiseren van een loods voor de opslag van fruit, waarvoor geen bouwvergunning was verleend.
2.2. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).
2.3. Vast staat dat voor het bouwen van een fruitloods op het perceel een bouwvergunning is vereist.
2.4. [appellant] betoogt dat de reeds opgetrokken delen van de op te richten fruitloods te beschouwen zijn als keermuurtjes, waarvoor een bouwvergunning op grond van artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, niet vereist is. Daarom was het college volgens [appellant] niet bevoegd terzake handhavend op te treden.
2.4.1. Het betoog faalt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van de bouw van een fruitloods van 7,5 bij 14,5 m. Het college heeft in het besluit op bezwaar terecht het bouwwerk als geheel in aanmerking genomen, zoals dat er na uitvoering van de bouwwerkzaamheden uit zal zien. Op grond van artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is daarvoor een bouwvergunning vereist, zodat het college ter zake handhavend kon optreden. De rechtbank is tot hetzelfde oordeel gekomen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010