ECLI:NL:RVS:2010:BK9935

Raad van State

Datum uitspraak
20 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200902766/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke handhaving en rechtsbescherming bij Lidl Nederland GmbH en gemeente Sneek

In deze zaak heeft de Raad van State op 20 januari 2010 uitspraak gedaan over een geschil tussen verschillende appellanten en het college van burgemeester en wethouders van Sneek. Het college had op 3 maart 2009 het bezwaar van [appellant sub 2] tegen een eerder besluit van 31 augustus 2004 gegrond verklaard en dit besluit herroepen. De appellanten, waaronder de vennootschap Lidl Nederland GmbH, hebben beroep ingesteld tegen deze beslissing. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 4 december 2009, waarbij de appellanten vertegenwoordigd waren door hun advocaten. De kern van het geschil draaide om de vraag of het college van burgemeester en wethouders van Sneek terecht het bezwaar van [appellant sub 2] gegrond had verklaard en of het college voldoende zorgvuldigheid had betracht bij de voorbereiding van het besluit. De Raad van State oordeelde dat het college niet had voldaan aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht, met name artikel 7:11, en dat het besluit in strijd was met de zorgvuldigheidseisen van artikel 3:2. Het beroep van [appellant sub 1] werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de beroepen van [appellant sub 2] en Lidl gegrond werden verklaard. Het college werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de Raad van State. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de appellanten.

Uitspraak

200902766/1/M1.
Datum uitspraak: 20 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], gevestigd te [plaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [plaats],
3. de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Duits recht Lidl Nederland GmbH, gevestigd te Huizen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Sneek,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sneek (hierna: het college) het door [appellant sub 2] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 31 augustus 2004 tot afwijzing van zijn verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot het supermarktfiliaal van de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Duits recht Lidl Nederland GmbH (hierna: Lidl) op het perceel Sint Antoniusplein 33 te Sneek, gegrond verklaard en het besluit van 31 augustus 2004 herroepen.
Tegen dit besluit hebben de [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juli 2009, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 april 2009, en Lidl bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 oktober 2009, beroep ingesteld. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en Lidl hebben hun beroep aangevuld bij brief van 29 juli 2009, 4 juni 2009 onderscheidenlijk 1 oktober 2009.
Het college heeft verweerschriften ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2009, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. J.S. Haakmeester, advocaat te Amsterdam, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. S. Maakal, advocaat te Heerenveen, en Lidl, vertegenwoordigd door mr. B. de Haan, advocaat te Nijmegen, P.G.M. Pipers en P. Vogelaar, en het college, vertegenwoordigd door F. Nijp en R. Tekstra, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wetten doorgevoerde wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het huidige geding.
2.2. Het college stelt zich op het standpunt het belang van [appellant sub 1] niet rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken zodat zij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.
2.2.1. [appellant sub 1] betoogt dat zij als eigenaar van het pand waarin de supermarkt is gevestigd, een rechtstreeks belang heeft bij het bestreden besluit. Zij voert hiertoe aan dat als gevolg van een besluit tot handhavend optreden tegen Lidl de waarde van het pand zal dalen.
2.2.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.3. De Afdeling overweegt dat het mogelijk belang van [appellant sub 1] bij het bestreden besluit, waarin is aangekondigd dat handhavend zal worden opgetreden tegen Lidl, voortvloeit uit de contractuele relatie die zij met Lidl is aangegaan. [appellant sub 1] heeft derhalve wellicht een afgeleid belang, maar niet een belang dat rechtstreeks bij het besluit is betrokken in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep van [appellant sub 1] is dan ook niet-ontvankelijk.
2.3. [appellant sub 2] betoogt, kort weergegeven, dat het college bij de nieuwe beslissing op bezwaar ten onrechte heeft verzuimd een nieuw besluit op zijn verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingmiddelen te nemen.
2.3.1. Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.
Ingevolge artikel 7:11, tweede lid, van de Awb herroept het bestuursorgaan, voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.
2.3.2. In het besluit van 3 maart 2009 is volstaan met gegrondverklaring van het bezwaar en herroeping van het primaire besluit van 31 augustus 2004, zonder een besluit te nemen op het nog voorliggende verzoek om handhaving. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Awb. De beroepsgrond slaagt.
2.4. Lidl voert aan dat het bezwaar van [appellant sub 2] ten onrechte gegrond is verklaard omdat geen overtreding heeft plaatsgevonden.
2.4.1. Het college heeft geen besluit genomen op het handhavingsverzoek van [appellant sub 2]. In de brief van 11 maart 2009, waarin Lidl is medegedeeld dat tot handhaving zal worden overgegaan, heeft het college Lidl verzocht aan te tonen dat kan worden voldaan aan de in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit gestelde geluidgrenswaarden. Uit deze handelswijze blijkt dat het college ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet over voldoende informatie beschikte om tot het nemen van een handhavingsbesluit over te gaan. Gelet hierop is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. De beroepsgrond slaagt.
2.5. Het beroep van [appellant sub 1] is niet-ontvankelijk. De beroepen van [appelllant sub 2] en Lidl zijn gegrond. Het besluit van 3 maart 2009 komt voor vernietiging in aanmerking. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
2.6. Het college dient ten aanzien van [appellant sub 2] en Lidl op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1]. niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en Lidl Nederland GmbH gegrond;
III. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sneek van 3 maart 2009, kenmerk 07-00307 en 07-00310;
IV. draagt het college van burgemeester en wethouders van Sneek op om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Sneek tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Sneek tot vergoeding van bij Lidl Nederland GmbH in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Sneek aan appellanten vergoedt het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 2] en € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) voor Lidl Nederland GmbH.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. de Hek, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. De Hek
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010
542.