200905383/1/H1.
Datum uitspraak: 20 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [plaats], gemeente Littenseradiel,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 juli 2009 in zaak nr. 09/502 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel.
Bij besluit van 3 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel (hierna: het college) [appellant] gelast de bouwwerkzaamheden op het perceel [locatie] te [plaats], gemeente Littenseradiel, (hierna: het perceel) te staken, onder oplegging van een dwangsom van € 10.000,-- ineens.
Bij besluit van 26 januari 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 juli 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen is ingevolge artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in samenhang met artikel 39 Wet op de Raad van State afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting.
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat aan hem geen dwangsom kan worden opgelegd, omdat hij niet als overtreder kan worden aangemerkt. Hij voert daartoe aan dat niet hij in persoon, maar [bedrijf A] (hierna: [bedrijf A]) eigenaar is van het perceel, de aanvrager van de bouwvergunning en de opdrachtgever tot de bouwwerkzaamheden. Voorts had hij het zonder medewerking van de andere bestuurder van [bedrijf B] , niet juridisch in zijn macht om de overtreding te beëindigen, aldus [appellant].
2.2. Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het college [appellant] terecht als overtreder heeft aangemerkt. De rechtbank heeft daaraan terecht ten grondslag gelegd dat [appellant] de opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden, de contacten met de aannemer en het college heeft onderhouden en als enige de aanvraag voor de bouwvergunning heeft ondertekend. [appellant] is degene die feitelijk leiding heeft gegeven aan en de volledige zeggenschap heeft uitgeoefend over de bouwwerkzaamheden.
Het college kon hem dan ook aanschrijven tot beëindiging daarvan.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2010