ECLI:NL:RVS:2010:BL0690

Raad van State

Datum uitspraak
27 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903068/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • W.S. van Helvoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Castricum en de combinatie van wonen en werken

Op 27 januari 2010 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellante, gevestigd te [plaats], en de raad van de gemeente Castricum. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van de raad van 29 januari 2009, waarbij het bestemmingsplan voor het perceel '[locatie], Castricum' werd vastgesteld. Dit bestemmingsplan had als doel de bestemming van het perceel te wijzigen, maar de appellante en anderen stelden dat het plan hun gewenste combinatie van wonen en werken onmogelijk maakte. Ze voerden aan dat de wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan hen belemmerden in hun bedrijfsvoering, omdat slechts een beperkte oppervlakte van de woning voor bedrijfsactiviteiten mocht worden gebruikt en detailhandel was verboden.

Tijdens de zitting op 30 november 2009 werd de zaak behandeld, waarbij de appellante werd bijgestaan door een advocaat. De raad van de gemeente Castricum verdedigde het besluit en stelde dat de voorgestelde oppervlakte van 50 m2 voldoende was voor een bedrijfsmatige activiteit aan huis. De raad betoogde verder dat de appellante de woning niet als bedrijfswoning wenste te gebruiken, maar als een normale burgerwoning, wat niet in lijn was met de beleidsregels voor bedrijfswoningen.

De Afdeling constateerde dat de tekst van de planregels niet overeenkwam met de bedoelingen van de raad, die een ruimere combinatie van wonen en werken mogelijk wilde maken. De Afdeling oordeelde dat het bestreden besluit en het plan in strijd waren met de rechtszekerheid en verklaarde het beroep gegrond. Het besluit van de raad werd vernietigd, en de raad werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de appellante en anderen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor duidelijkheid in bestemmingsplannen en de mogelijkheid van een bedrijfswoning in woonwijken.

Uitspraak

200903068/1/R3.
Datum uitspraak: 27 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats], en anderen, allen wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Castricum,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 januari 2009 heeft de raad van de gemeente Castricum (hierna: de raad) het bestemmingsplan "[locatie], Castricum" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 april 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 27 mei 2009.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 november 2009, waar [appellante] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.Chr. Rube, advocaat te Haarlem, en de raad, vertegenwoordigd door N. van Offeren, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan ziet op het perceel [locatie] te Castricum. Op dit perceel bevindt zich een stolpboerderij en een schuur. Het bedrijf van [appellante] is hierin gevestigd.
Bij het bestreden besluit is het plan in zoverre gewijzigd vastgesteld dat de bestemming "Waarde-archeologie" en het daarbij horende aanlegvergunningstelsel niet van toepassing worden verklaard op het bouwblok. Verder is - kort weergegeven - een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, op grond waarvan de bestemming "Bedrijf" in "Wonen" voor het gehele perceel kan worden gewijzigd.
2.2. Ter zitting hebben [appellante] en anderen de beroepsgrond inzake de bestemming "Waarde-archeologie" voor een deel van hun perceel ingetrokken.
2.3. [appellante] en anderen betogen dat het bestemmingsplan zoals dat nu luidt, de door hen gewenste combinatie van wonen en werken op het perceel [locatie] onmogelijk maakt. Zij kunnen zich om die reden niet verenigen met de in artikel 3.3 van de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheden. Zij wijzen er op dat na wijziging van de bestemming in "Wonen" nog slechts ten hoogste 50 m2 van de vloeroppervlakte gebruikt mag worden voor hun bedrijfsactiviteiten en dat detailhandel dan is verboden. Dit maakt volgens hen een rendabele bedrijfsvoering onmogelijk. Verder wensen zij nu al een deel van de bedrijfsruimte, voor zover die niet voor productie wordt gebruikt, als woning te gebruiken. Dit is echter niet mogelijk bij de bestemming "Bedrijf".
[appellante] en anderen voeren in dit kader verder aan dat ook een bedrijfswoning had kunnen worden toegekend, nu dit in overeenstemming is met het doel van het plan om het perceel voor bewoning te gaan gebruiken.
2.3.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat een oppervlakte van 50 m2 voldoende is voor een bedrijfsmatige activiteit aan huis. Ten aanzien van het toekennen van een bedrijfswoning heeft de raad gesteld dat het soort bewoning dat [appellante] en anderen voorstaan, niet overeenstemt met een soort bewoning dat met een bedrijfswoning wordt beoogd. Volgens de raad wensen [appellante] en anderen de woning immers niet te gebruiken als een bedrijfswoning in de zin van een woning ter ondersteuning van het bedrijf, waardoor het bedrijf lang(er) en veilig kan voortbestaan, maar als normale burgerwoning. De raad wijst in dit verband verder op de beleidsregel "De noodzaak van een bedrijfswoning", die op 20 februari 2007 is vastgesteld, en waarin is bepaald dat een bedrijfswoning noodzakelijk moet zijn voor de bedrijfsvoering. Van een dergelijke noodzaak is volgens de raad in het onderhavige geval niet gebleken.
2.3.2. Bij besluit van 29 januari 2009 heeft de raad onder meer besloten tot gewijzigde vaststelling van de artikelen 3.3, aanhef en onder a en b van de planregels. In het besluit is bepaald dat artikel 3.3, aanhef en onder a, aangepast dient te worden in die zin dat de wijzigingsbevoegdheid in de bestemming "Wonen" geldt voor de stolp en de aanbouwen en het woord "hoofdgebouw" wordt gewijzigd in "gebouw". Verder is bepaald dat artikel 3.3, aanhef en onder b, als volgt dient te luiden:
"Bij wijziging van de bedrijfsomstandigheden of verkoop van het bedrijfsgebouw de bestemming "Bedrijf" te wijzigen in de bestemming "Wonen/werken" waarbij het gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, als gebruik overeenkomstig de bestemming wordt aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals verwoord in artikel 24.1 van de Algemene Gebruiksregels Bestemmingsplan Castricum Noord, Oost en West en waarbij de bestaande maatvoering van het bestaande gebouw niet vergroot mag worden."
2.3.3. In artikel 3.3, aanhef en onder a, van de gewaarmerkte planregels is, voor zover hier van belang, bepaald dat burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen, in die zin dat bij bedrijfsbeëindiging of gehele bedrijfsverplaatsing de bestemming "Bedrijf" in de bestemming "Wonen" kan worden gewijzigd, met dien verstande dat:
(...)
2. het gebruik van ruimten binnen het hoofdgebouw van de woning en de aan- en uitbouwen van de woning, ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is toegestaan, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m2 mag worden gebruikt voor de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
(...)
e. er mag geen detailhandel en/of horeca plaatsvinden;
(...).
In artikel 3.3, aanhef en onder b, van de gewaarmerkte planregels is, voor zover hier van belang bepaald dat burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen in die zin dat bij het verkleinen van de bedrijfsvloeroppervlakte de bestemming "Bedrijf" kan worden gewijzigd in de bestemming "Wonen".
Hierbij gelden dezelfde voorwaarden die hierboven zijn weergegeven ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheid van artikel 3.3, aanhef en onder a. Deze voorwaarden zijn gelijkluidend aan artikel 24.1 van de Algemene Gebruiksregels Bestemmingsplan Castricum Noord, Oost en West.
2.3.4. De Afdeling constateert dat de tekst van artikel 3.3, aanhef en onder a en b zoals die ingevolge het besluit van 29 januari 2009 zou moeten luiden, niet is overgenomen in het plan, zoals dat is bekendgemaakt. Zo is artikel 3.3 onder a niet overeenkomstig het besluit aangepast en is in artikel 3.3 onder b geen wijziging naar de bestemming "Wonen/werken" opgenomen. De gewaarmerkte planregels stemmen in zoverre niet overeen met de planregels die de raad heeft vastgesteld.
Het dictum van het besluit van 29 januari 2009, en de verslagen van de raadsvergaderingen van 15 januari 2009 en 29 januari 2009, geven aanleiding te veronderstellen dat het de bedoeling van de raad is geweest een combinatie van wonen en werken op het perceel mogelijk te maken die ruimer is dan hetgeen is verwoord in de planregels. De raad dient derhalve opnieuw te bezien hoe zijn bedoeling duidelijker kan worden vormgegeven, waarbij ook de mogelijkheid van een bedrijfswoning, bijvoorbeeld als overgangssituatie, kan worden onderzocht. In dit verband wijst de Afdeling erop dat de beleidsregel "De noodzaak van een bedrijfswoning" met name ziet op de noodzakelijkheid van bedrijfswoningen op bedrijventerreinen, hetgeen ook duidelijk blijkt uit de motivering van de beleidsregel. Het bedrijf van [appellante] en anderen ligt niet op een bedrijventerrein, maar in een woonwijk waar een combinatie van wonen en werken mogelijk is.
Hetgeen [appellante] en anderen overigens nog hebben aangevoerd, behoeft geen bespreking meer.
2.4. De conclusie is dat hetgeen [appellante] en anderen hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit en het plan in onderlinge samenhang zijn vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.5. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Castricum van 29 januari 2009 tot vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie], Castricum";
III. veroordeelt de raad van de gemeente Castricum tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "[appellante]" en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Castricum aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "[appellante]" en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Van Helvoort
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2010
361.