ECLI:NL:RVS:2010:BL0697

Raad van State

Datum uitspraak
27 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903501/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • T.M.A. Claessens
  • C.J.M. Schuyt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en bestemmingsplan voor appartementengebouw in Noordwijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 april 2009. Het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk had op 21 maart 2007 een binnenplanse vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van een appartementengebouw aan de [locatie] te Noordwijk. De rechtbank verklaarde de beroepen van [wederpartij] gegrond en vernietigde de besluiten van het college, wat leidde tot het hoger beroep van [appellante].

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 4 januari 2010 behandeld. [appellante] betoogde dat de rechtbank niet had onderkend dat de vijfde verdieping van het gebouw als zolderverdieping moest worden aangemerkt, en dus niet in strijd was met het bestemmingsplan. De Afdeling oordeelde echter dat de vijfde verdieping, gezien de omvang, functie en vormgeving, niet als zolderverdieping kon worden aangemerkt. De bouwtekeningen toonden aan dat deze verdieping voldeed aan de kenmerken van een bouwlaag, met slaapkamers en badkamers, en dat het gebruik van de kapverdieping als zelfstandige woonruimte niet relevant was voor de beoordeling.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 27 januari 2010.

Uitspraak

200903501/1/H1.
Datum uitspraak: 27 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 april 2009 in zaken nrs. 08/584, 08/604, 08/624 en 08/625 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk (hierna: het college) aan [appellante] binnenplanse vrijstelling en bouwvergunning eerste fase verleend voor het bouwen van een appartementengebouw aan de [locatie] te Noordwijk.
Bij besluiten van 30 oktober 2007 en 11 december 2007 heeft het college de door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard en aan de bouwvergunning de voorwaarde verbonden dat het gebruik van de zolderverdieping enkel ten behoeve van de onderliggende appartementen zal dienen. De zolderverdieping mag geen zelfstandige woonfunctie krijgen.
Bij uitspraak van 6 april 2009, verzonden op 7 april 2009, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) de door [wederpartij] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de besluiten van 30 oktober 2007 en 11 december 2007 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 10 juni 2009.
[wederpartij] en het college hebben een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 januari 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, het college, vertegenwoordigd door S. van der Sman, ambtenaar in dienst van de gemeente, bijgestaan door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, en [wederpartij], bijgestaan door mr. M.H.P. Claassen, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 56a, tweede lid, van de Woningwet, zoals deze luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, gelezen in samenhang met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van die wet, mag slechts en moet de bouwvergunning eerste fase worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
2.2. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Zuidduinen 1982" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Gestapelde woningen en horecabedrijven met bijbehorende erven (W(s)+H)".
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor aaneengesloten woningen in meergezinshuizen, hotels en restaurants, doch niet voor bars en dancings, met de daarbij behorende andere bouwwerken en tuinen, met dien verstande dat de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen de op de plankaart aangegeven bebouwingsstroken en de voorgevel van ieder gebouw in de voorgevelbouwgrens moet worden geplaatst.
Op de plankaart heeft het perceel de aanduiding "4", hetgeen ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften betekent dat het hoofdgebouw vier bouwlagen moet omvatten.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder i, wordt onder bouwlaag verstaan: de parterre of een etage van een gebouw; een zolderverdieping of vliering en/of een volgens de planvoorschriften toegelaten onderhuis wordt hieronder niet begrepen.
2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de vijfde verdieping van het appartementengebouw niet als een bouwlaag, maar als een zolderverdieping moet worden aangemerkt, zodat het bouwplan in zoverre niet in strijd is met het bestemmingsplan. Daartoe voert zij aan dat een zolderverdieping, anders dan een zolder, wel degelijk voor bewoning mag worden gebruikt. De omvang en vormgeving van de vijfde verdieping is niet zodanig dat deze naar normaal maatschappelijk spraakgebruik niet als zolderverdieping kan worden aangemerkt, aldus [appellante].
2.3.1. Dit betoog faalt. Uit de bij de bouwvergunning behorende bouwtekeningen blijkt dat de vijfde verdieping bestaat uit vier schuine zijden met een afgeplatte kap. Alle zijden van deze kapverdieping zijn voorzien van ramen. De binnenwerkse hoogte van deze verdieping is 4,3 m, met uitzondering van een omhoog springend gedeelte met een hoogte van ongeveer 5 m. De binnenwerkse hoogte van de overige verdiepingen is
2,8 m. De kapverdieping voorziet voor elk van de vier op de vierde verdieping gelegen appartementen in drie slaapkamers, twee badkamers met toilet en een lift. Voorts voorziet de kapverdieping in terrassen voor twee van de op de vierde verdieping gelegen appartementen. Gelet hierop heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 10 september 2003 in zaak nr.
200301035/1, met juistheid overwogen dat deze verdieping zich qua omvang, functie en vormgeving niet zodanig van de overige als bouwlagen aan te merken verdiepingen onderscheidt dat hij als een zolderverdieping dient te worden aangemerkt. De omstandigheid dat aan de besluiten van 30 oktober 2007 en 11 december 2007 de voorwaarde is verbonden dat het gebruik van de kapverdieping enkel ten behoeve van de onderliggende appartementen zal dienen en dat deze verdieping geen zelfstandige woonfunctie mag krijgen, leidt niet tot een ander oordeel. Of de kapverdieping al dan niet als zelfstandige woonruimte kan worden gebruikt is niet relevant voor de vraag of deze verdieping als bouwlaag dient te worden aangemerkt. De rechtbank is dan ook terecht tot de conclusie gekomen dat de kapverdieping voorziet in een vijfde bouwlaag, hetgeen in strijd is met het bestemmingsplan. Het ter zitting gevoerde betoog van [appellante] dat in het naastgelegen appartementengebouw Zonnewende sprake is van een vergelijkbare situatie, leidt niet tot een ander oordeel. De omstandigheid dat het college de teruggelegen bovenste verdieping van dit gebouw al dan niet terecht als zolderverdieping heeft aangemerkt, betekent niet dat de kapverdieping van het onderhavige appartementengebouw niet als bouwlaag moet worden aangemerkt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Graaff-Haasnoot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2010
531.