200910044/1/M2.
Datum uitspraak: 21 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zandzuigbedrijf Gasselte B.V., gevestigd te Gieten, gemeente Aa en Hunze,
verzoekster,
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
Bij besluit van 16 december 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) het verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zandzuigbedrijf Gasselte B.V. (hierna: Zandzuigbedrijf Gasselte) om een verlenging van de geldingsduur van de aan haar op grond van de ontgrondingenwet onder voorschriften verleende vergunning van 15 augustus 1989 voor het ontgronden van de percelen kadastraal bekend gemeente Gasselte, sectie E, nrs. 461, 462, 463, 95, 100, 1532, 560, 561, 444, 445, 446, 307, 308, 478, 479, 480, 813, 815, 1311, 830, 817, plaatselijk bekend als Gasselterveld, buiten behandeling gelaten.
Tegen dit besluit heeft Zandzuigbedrijf Gasselte bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2009, heeft Zandzuigbedrijf Gasselte de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 januari 2010, waar Zandzuigbedrijf Gasselte, vertegenwoordigd door mr. M.B.W. Litjens, advocaat te Assen, en S. Zeldenrust, en C. Schaafsma, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
2.1. Zandzuigbedrijf Gasselte betoogt, voor zover thans van belang, dat het college haar verzoek ten onrechte met toepassing van artikel 8, derde lid, van de Provinciale Omgevingsverordening buiten behandeling is gelaten.
2.2. Het college heeft het verzoek om verlenging van geldingsduur buiten behandeling gelaten, aangezien het college het ontgronden na 1 januari 2010, de einddatum van de vergunning, niet uitvoerbaar achtte. Daartoe heeft het college naar voren gebracht dat Zandzuigbedrijf Gasselte de percelen niet in eigendom heeft en de verklaring van toestemming van de eigenaar, zijnde Staatsbosbeheer regio Noord, de instemming om ontgrondingswerkzaamheden aldaar te verrichten op 7 december 2009 heeft ingetrokken.
2.3. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Provinciale Omgevingsverordening wordt een aanvraag tot verlening of wijziging van een vergunning met gebruikmaking van een door het college vastgesteld formulier ingediend, vergezeld van de op grond van het aanvraagformulier verlangde gegevens en bescheiden.
Ingevolge het derde lid kan het college een aanvraag als bedoeld in het eerste lid buiten behandeling laten indien de aanvrager geen eigenaar is van alle onroerende zaken waarop de aanvraag betrekking heeft en hij geen verklaring van toestemming van de eigenaar overlegt.
2.4. Bij brief van 7 december 2009 heeft Staatsbosbeheer regio Noord aan het college te kennen gegeven de verleende instemming om gebruik te maken van zijn eigendommen in te trekken, indien deze voor de beoogde doeleinden - zijnde het gebruik van de bestaande zandwinplas als onderwaterdepot en de eindafwerking van de bestaande plas - niet vereist zou zijn.
Bij brief van 21 december 2009 heeft Staatsbosbeheer regio Noord en daarmee na het nemen van het bestreden besluit zijn brief van 7 december 2009 ingetrokken waardoor naar het oordeel van de voorzitter een eerder door Staatsbosbeheer regio Noord ten aanzien van de desbetreffende werkzaamheden verleende instemming wederom opgeldt doet.
2.5. Daargelaten de vraag of het college ten tijde van het nemen van het bestreden besluit op goede gronden met toepassing van artikel 8, derde lid, van de Provinciale Omgevingsverordening het verzoek om wijziging van de vergunning buiten behandeling heeft gelaten, ziet de voorzitter, gezien de strekking van de brief van 21 december 2009, bij afweging van de betrokken belangen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter geeft in dat kader het college in overweging dat het bij het nemen van het besluit op bezwaar de vraag kan betrekken of de brief van 21 december 2009 tot een inhoudelijke behandeling van het verzoek tot verlenging van de geldingsduur behoort te leiden.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe van 16 december 2009, kenmerk RO/2009017186;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Drenthe tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zandzuigbedrijf Gasselte B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 928,45 (zegge: negenhonderdachtentwintig euro en vijfenveertig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Drenthe aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Zandzuigbedrijf Gasselte B.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2010