200902249/1/H1.
Datum uitspraak: 27 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te Biervliet, gemeente Terneuzen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 5 maart 2009 in zaak nr. 08/298 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen.
Bij besluit van 10 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen (hierna: het college) aan Broadcast Newco Two B.V. (hierna: BNT) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een antennemast en een zendergebouw op het perceel Driewegenweg 9 te Biervliet (hierna: het perceel).
Bij besluit van 17 december 2007 heeft het college het door [appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 12 mei 2009.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 december 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. J. Wouters, advocaat te Middelburg, en het college, vertegenwoordigd door N.E.M. van Hurck en H. Manski, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting BNT, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. P. Burger, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.
2.1. Het bouwplan voorziet in het plaatsen van een vakwerkmast van 65 meter hoog met een open en transparante constructie, alsmede het oprichten van een bijbehorend zendergebouw.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Terneuzen/Sas van Gent" rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden (W)".
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor het wonen.
Ingevolge het derde lid van dat artikel, voor zover hier van belang, mogen op deze gronden ten behoeve van de bestemming slechts woningen met bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
2.3. Het oprichten van de antennemast en het zendergebouw is in strijd met artikel 4, derde lid, van de planvoorschriften. Teneinde bouwvergunning voor dit bouwplan te kunnen verlenen, heeft het college toepassing gegeven aan de aan hem gedelegeerde bevoegdheid neergelegd in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
2.4. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het project niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Hiertoe voert hij aan dat het college in strijd met het Omgevingsplan Zeeland 2006 - 2012 (hierna: het omgevingsplan) niet heeft onderzocht of met de voorziene mast aansluiting kon worden gezocht bij locaties langs de hoofdinfrastructuur. Voorts voert hij aan dat de voorziene mast in strijd met dit beleid niet aansluit bij de landschappelijke karakteristiek.
2.5.1. In paragraaf 6.4.3. van het omgevingsplan is vermeld dat voor de plaatsing van antennes en zendmasten ten behoeve van netwerken van telecommunicatie hoger dan 5 meter en overige niet bouwvergunningvrije masten geldt dat plaatsing ervan buiten de bebouwde kom zo veel mogelijk dient te worden voorkomen. Combinatie van masten en antennes heeft de voorkeur, waarbij in eerste instantie aansluiting gezocht dient te worden bij bestaande hoge bebouwing, locaties op bedrijventerreinen of langs de hoofdinfrastructuur. Wanneer dit niet mogelijk is, dient aangesloten te worden bij de landschappelijke karakteristiek en de hieraan verbonden strategieën. In geval van eventuele gezondheidsrisico’s wordt het landelijk beleid gevolgd.
2.5.2. In de ruimtelijke onderbouwing is uiteengezet dat een combinatie van masten en antennes en aansluiting bij bestaande hoge bebouwing op het bedrijventerrein Biervliet (hierna: het bedrijventerrein) niet mogelijk is. Vermeld is dat het plaatsen van de mast aldaar strijdig is met regelgeving omtrent frequentierechten, een verminderd bereik van BNR Nieuwsradio (hierna: BNR) zal veroorzaken, tot financieel nadeel voor BNR en BNT, alsmede tot problemen met betrekking tot het verzorgingsgebied van de lokale omroepen zal leiden. Ter zitting heeft het college voorts toegelicht dat de weg waaraan het bedrijventerrein is gelegen, gelet op zijn gebiedsverbindende functie, kan worden aangemerkt als hoofdinfrastructuur en dat langs deze weg om dezelfde redenen geen geschikte alternatieve locatie voor het plaatsen van de mast gevonden kan worden. In de ruimtelijke onderbouwing staat verder dat het plaatsen van de antennemast aan de voorzijde van het perceel een landschappelijk voordeel heeft, omdat de mast zo in lijn met de bebouwing en begroeiing wordt geplaatst. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de mast op deze wijze niet detoneert in het omliggende dijkenlandschap. Hierbij heeft het in aanmerking genomen dat de antennemast een open en transparant karakter heeft.
2.5.3. Gegeven deze motivering bestaat geen grond voor het oordeel dat het realiseren van de voorziene mast in strijd is met het omgevingsplan en heeft de rechtbank terecht overwogen dat het project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Voor zover in dit kader nog is betoogd dat het college bij het toetsen van het project aan het omgevingsplan ten onrechte niet de "Denkstappen beeldkwaliteit" uit dit plan heeft gevolgd, heeft de rechtbank terecht en op juiste gronden overwogen dat deze denkstappen in dit geval toepassing missen. Voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte medewerking heeft verleend aan de vrijstelling omdat er volgens [appellant] alternatieve locaties zijn voor het realiseren van een antennemast, bestaat gezien het vorenstaande, en afgezien van de omstandigheid dat [appellant] geen concrete locaties heeft genoemd, geen grond.
2.6. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat geen deugdelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden. Hiertoe voert hij aan dat de te realiseren antennemast zijn leefomgeving en woongenot zal aantasten, te meer daar deze vanuit zijn woning goed zichtbaar zal zijn en niet past binnen het karakter van het gebied. Bovendien zal de straling van de antennes in de mast negatieve effecten hebben op zijn gezondheid, aldus [appellant].
2.6.1. Weliswaar zal het realiseren van de antennemast tot gevolg hebben dat [appellant] vanuit zijn woning hierop zicht zal hebben en is aannemelijk dat de leefomgeving en zijn woongenot in verband daarmee enigermate wordt aangetast, maar hiermee wordt geen zodanige inbreuk gemaakt op zijn belangen dat de gevraagde vrijstelling hierom geweigerd moest worden. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking genomen dat het bouwplan voorziet in vervanging en verplaatsing van een bestaande antennemast van 40 meter hoog op het perceel. Bovendien wordt de mast, zoals hiervoor in 2.5.2. reeds is vermeld, in lijn met de bebouwing en begroeiing geplaatst. In de door [appellant] te verwachten negatieve effecten vanwege de straling van de antennes in de mast bestond voor het college evenmin aanleiding de vrijstelling te weigeren, nu de wijze waarop de antennes in de mast zullen worden geplaatst zal leiden tot een lagere veldsterkte van de straling op leefniveau dan bij de bestaande mast het geval is. Bovendien is niet bestreden dat aan de wettelijke stralingsnormen wordt voldaan. Voorts heeft BNT economische en financiële belangen bij het plaatsen van de mast op dit perceel. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat een deugdelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden. Voor zover [appellant] betoogt dat het plaatsen van UMTS-antennes in de mast zal leiden tot negatieve effecten van straling op de gezondheid, heeft hij ter zitting erkend dat de aanvraag om bouwvergunning niet strekt tot het plaatsen van dergelijke antennes.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. J.H. van Kreveld en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2010