ECLI:NL:RVS:2010:BL1786

Raad van State

Datum uitspraak
26 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200906655/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • B.S. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Zuidoostkwartier' vastgesteld door de raad van de gemeente Roosendaal

Op 15 juli 2009 heeft de raad van de gemeente Roosendaal het bestemmingsplan 'Zuidoostkwartier' vastgesteld. Tegen dit besluit hebben de Vereniging DIJKEN AAN ZET en anderen op 31 augustus 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. Gelijktijdig met het beroep hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 8 januari 2010 behandeld. De Vereniging DIJKEN AAN ZET, vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten, en de raad, vertegenwoordigd door mr. W.J. Bosma, dr. J.J. Erbrink, drs. J.S. van Biemen en mr. J.C.P.J.M. Vergouwen, waren aanwezig. Ook het Jan Tinbergen College, vertegenwoordigd door drs. J.C. van Wettum, was als partij gehoord.

De voorzitter heeft overwogen dat de Vereniging DIJKEN AAN ZET als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zij zich inzet voor de verbetering van de luchtkwaliteit in Roosendaal. De Vereniging en anderen hebben betoogd dat het bestemmingsplan ten onrechte een gevoelige bestemming op korte afstand van de A58 toestaat en dat het luchtkwaliteitsonderzoek ondeugdelijk is. De raad heeft echter gesteld dat de rapporten van KEMA, die zijn gebruikt voor de beoordeling van de luchtkwaliteit, voldoen aan de eisen en dat er geen overschrijding van grenswaarden dreigt.

De voorzitter heeft geconcludeerd dat de Vereniging en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat de rapporten van KEMA gebreken vertonen die de raad zouden moeten weerhouden van het vaststellen van het bestemmingsplan. Daarom heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 26 januari 2010.

Uitspraak

200906655/2/R3.
Datum uitspraak: 26 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de vereniging Vereniging DIJKEN AAN ZET, gevestigd te Roosendaal, en anderen,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Roosendaal,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2009 heeft de raad van de gemeente Roosendaal (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Zuidoostkwartier" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer de Vereniging DIJKEN AAN ZET en anderen (hierna: de Vereniging en anderen) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 augustus 2009, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben de Vereniging en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Vereniging en anderen alsmede de raad hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 januari 2010, waar de Vereniging en anderen, vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten, en de raad, vertegenwoordigd door mr. W.J. Bosma, advocaat te Breda, dr. J.J. Erbrink, werkzaam bij KEMA, drs. J.S. van Biemen en mr. J.C.P.J.M. Vergouwen, zijn verschenen.
Verder is het Jan Tinbergen College, vertegenwoordigd door drs. J.C. van Wettum, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De Vereniging heeft blijkens haar statuten onder meer ten doel de luchtkwaliteit in Roosendaal en omgeving te verbeteren ten einde astma, chronische obstructieve longaandoeningen en daarmee verwante ziektebeelden te voorkomen. De Vereniging heeft een overzicht van haar activiteiten sinds 2004 overgelegd. Uit dit overzicht volgt dat de Vereniging, naast het voeren van procedures, betrokken is (geweest) bij het opzetten van een landelijk platform van bewonersgroepen, dat wordt gelobbyd, dat wordt deelgenomen aan acties van andere belangenorganisaties en dat interviews worden gegeven. Gezien het voorgaande is de voorzitter voorshands van oordeel dat de Vereniging door het bestreden besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt en derhalve dat zij als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt.
2.3. De Vereniging en anderen stellen zich op het standpunt dat het plan ten onrechte een gevoelige bestemming op korte afstand van de A58 toestaat en dat het aan het plan ten grondslag liggende luchtkwaliteitsonderzoek ondeugdelijk is. Ter nadere onderbouwing van dit standpunt hebben de Vereniging en anderen enkele dagen voor de zitting een notitie overgelegd waarin (onder meer) wordt betoogd dat in het luchtkwaliteitsonderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met de meest recente emissiefactoren, met de stagnatie van het verkeer op de A58 en met de langs deze snelweg aanwezige bebouwing. Verder wordt betwijfelt of in het luchtkwaliteitsonderzoek is uitgegaan van representatieve verkeersintensiteiten. De Vereniging en anderen hebben enkele dagen voor de zitting verder een aantal contraberekeningen overgelegd op basis van de rekenmethode CAR.
2.4. Het plan voorziet onder meer in nieuwbouw ten behoeve van het Jan Tinbergen College, een school ten behoeve van het voortgezet onderwijs, op een afstand van minder dan 300 meter van de A58. De raad heeft zich op basis van de rapporten van KEMA van 9 maart en 29 april 2009 op het standpunt gesteld dat het Besluit gevoelige bestemmingen zich hiertegen niet verzet, aangezien geen grenswaarden (dreigen te) worden overschreden.
2.5. Een beoordeling van de deugdelijkheid van voormelde rapporten van KEMA vergt nader onderzoek waarvoor de onderhavige procedure, mede gelet op het tijdstip van indiening van de nadere stukken door de Vereniging en anderen, zich niet leent. Hetgeen de Vereniging en anderen hebben aangevoerd over het aspect luchtkwaliteit geeft evenwel geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Daarbij neemt de voorzitter het volgende in aanmerking.
2.6. De berekeningen in de rapporten van KEMA zijn uitgevoerd op basis van de rekenmethode Stacks+. Het betreft hier een door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer goedgekeurde rekenmethode. De raad heeft ter zitting verder gemotiveerd uiteengezet dat de door de Vereniging en anderen gehanteerde rekenmethode CAR niet is toegesneden op een situatie als de onderhavige waarin sprake is van een locatie voor nieuwbouw voor een school langs een snelweg. In de rapporten van KEMA is volgens de raad verder uitgegaan van een gemiddelde rijsnelheid van 100 kilometer per uur voor het verkeer op de A58 die volgens de raad in dit geval representatief kan worden geacht. Verder is volgens de raad in de rapporten van KEMA een zogenoemde ruwheidsfactor gehanteerd ten einde de invloed van de bebouwing op de verspreiding van verontreinigende stoffen te modelleren. Wat betreft de wijziging van een aantal emissiefactoren heeft de raad ter zitting uiteengezet dat de recente achtergrondconcentraties van verontreinigende stoffen naar beneden toe zijn bijgesteld. Gelet op het vorenstaande hebben de Vereniging en anderen niet aannemelijk gemaakt dat aan voormelde rapporten van KEMA zodanige gebreken kleven dat de raad zich hierop bij de vaststelling van het plan niet heeft kunnen baseren.
2.7. Hetgeen de Vereniging en anderen overigens hebben aangevoerd, geeft evenmin aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Jansen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2010
399.