ECLI:NL:RVS:2010:BL1808

Raad van State

Datum uitspraak
28 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907644/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • B.S. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Hintham van de gemeente 's-Hertogenbosch

Op 14 juli 2009 heeft de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch het bestemmingsplan "Hintham" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers op 2 oktober 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 8 januari 2010 behandeld. De voorzitter heeft vastgesteld dat het verzoek zich richt tegen het plandeel met de bestemming "Kantoor" voor een oranjerie op het perceel [locatie 1] en de aanduidingen "parkeerterrein". De voorzitter oordeelt dat er een spoedeisend belang is, omdat er mogelijk een bouwaanvraag voor de oranjerie zal worden ingediend.

De voorzitter heeft de formele bezwaren van verzoeker niet in behandeling genomen, aangezien deze in de bodemprocedure aan de orde komen. Verzoeker heeft aangevoerd dat het wegverkeer van en naar het perceel geluidsoverlast zal veroorzaken. De raad heeft echter gesteld dat de toename van het verkeer een verwaarloosbare bijdrage zal leveren aan de geluidsbelasting op de woning van verzoeker. Verzoeker heeft niet kunnen aantonen dat dit standpunt onjuist is.

Daarnaast heeft verzoeker twijfels geuit over de realisatie van voldoende parkeervoorzieningen op het perceel. De raad heeft aangegeven dat er ruimte is voor maximaal 15 parkeerplaatsen. De voorzitter heeft geconcludeerd dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat het benodigde aantal parkeerplaatsen niet gerealiseerd kan worden. Gezien deze overwegingen heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200907644/2/R3.
Datum uitspraak: 28 januari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], beiden wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 juli 2009 heeft de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Hintham" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] (hierna tezamen in enkelvoud: [verzoeker]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 oktober 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 oktober 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad, [belanghebbende A] en [belanghebbende B] alsmede [belanghebbende C] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 januari 2010, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. C.G.J.M. Termaat, advocaat te Rosmalen, en de raad, vertegenwoordigd mr. G.E.E. Kolkman, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek richt zich in het bijzonder tegen het plandeel met de bestemming "Kantoor" ten behoeve van een zogenoemde oranjerie op het perceel [locatie 1] alsmede tegen de aanduidingen "parkeerterrein" ten behoeve van dit perceel. Niet is uitgesloten dat in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure een bouwaanvraag voor de oranjerie zal worden ingediend dan wel op basis van het plan parkeervoorzieningen zullen worden gerealiseerd. Met het verzoek is mitsdien een spoedeisend belang gemoeid.
2.3. De voorzitter ziet geen aanleiding in te gaan op de door [verzoeker] aangevoerde formele bezwaren. Deze zullen in de bodemprocedure worden behandeld.
2.4. [verzoeker] voert aan dat het wegverkeer van en naar het perceel [locatie 1] geluidsoverlast zal veroorzaken. [verzoeker] wijst er in dit verband op dat een nieuwe ontsluiting van voormeld perceel op Hintham is voorzien.
2.4.1. Vast staat dat in het onderhavige geval uit de Wet geluidhinder geen verplichting volgt tot het verrichten van akoestisch onderzoek. Uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening heeft de raad niettemin de eventuele akoestische gevolgen voor de woning van [verzoeker] aan [locatie 2] bezien. Volgens de raad zal een nieuwe ontsluitingsweg op het perceel [locatie 1] worden gerealiseerd op een afstand van circa 12 meter van de woning van [verzoeker]. De verkeersintensiteit van deze ontsluitingsweg zal volgens de raad maximaal 450 motorvoertuigen per etmaal bedragen. De helft hiervan, 225 motorvoertuigen per etmaal, zal in westelijke richting over Hintham langs de woning van [verzoeker] rijden. De huidige verkeersintensiteit van Hintham, die deel uitmaakt van het zogenoemde hoofdwegennet en die eveneens op circa 12 meter afstand van de woning van [verzoeker] ligt, bedraagt volgens de raad circa 13.500 motorvoertuigen per etmaal. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de toename van het verkeer van en naar het perceel [locatie 1] een verwaarloosbare bijdrage zal leveren aan de geluidsbelasting op de woning van [verzoeker] vanwege het wegverkeer over Hintham. [verzoeker] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit standpunt onjuist is.
2.5. [verzoeker] voert verder aan dat onduidelijk is of voldoende parkeervoorzieningen op het perceel [locatie 1] zelf kunnen worden gerealiseerd.
2.5.1. De oppervlakte van de oranjerie bedraagt circa 128 m2. De aanduidingen "parkeerterrein" bieden volgens de raad de ruimte om maximaal 15 nieuwe parkeerplaatsen op het perceel [locatie 1] aan te leggen. [verzoeker] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor de oranjerie benodigde aantal parkeervoorzieningen aldus niet op het terrein zelf kan worden gerealiseerd.
2.6. In hetgeen [verzoeker] voor het overige heeft aangevoerd, ziet de voorzitter evenmin een aanknopingspunt voor schorsing van het bestreden plandeel.
2.7. Gezien het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Jansen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2010
399.