ECLI:NL:RVS:2010:BL3299

Raad van State

Datum uitspraak
3 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904503/3/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • B.S. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Goese Schans door college van gedeputeerde staten van Zeeland

Op 3 februari 2010 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Goese Schans". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Goes op 18 september 2008, werd door het college van gedeputeerde staten van Zeeland goedgekeurd op 12 mei 2009. Verzoekers, waaronder een betonfabriek, hebben beroep ingesteld tegen deze goedkeuring, omdat zij vreesden dat de nieuwe woningbouw hun bedrijfsvoering zou beperken. De voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 8 januari 2010, waarbij zowel verzoeker als het college en de raad vertegenwoordigd waren.

De voorzitter oordeelde dat het plan voorziet in een transformatie van een havenindustrieterrein naar een woongebied, maar dat voor de plandelen met de bestemming "Wonen, uit te werken" geen spoedeisend belang aanwezig was, omdat er geen bouwaanvragen voor deze plandelen waren ingediend. Voor het plandeel met de bestemming "Wonen II" was er echter wel een spoedeisend belang, omdat er al bouwaanvragen waren ingediend. Verzoeker stelde dat de voorziene woningbouw de bedrijfsvoering van de betonfabriek zou beperken, maar de voorzitter oordeelde dat de vrees van verzoeker niet gerechtvaardigd was, aangezien het plandeel met de bestemming "Wonen II" buiten de geluidszone van de betonfabriek viel.

De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, omdat verzoeker niet had aangetoond dat het plan financieel niet uitvoerbaar zou zijn. De voorzitter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 februari 2010.

Uitspraak

200904503/3/R1.
Datum uitspraak: 3 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], alle gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 mei 2009, kenmerk 09018958/92/15, heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Goes (hierna: de raad) bij besluit van 18 september 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Goese Schans".
Bij besluit van 12 mei 2009, kenmerk 09018961/92/13, heeft het college besloten over de goedkeuring van het krachtens de Interimwet stad- en milieubenadering genomen besluit van de raad van 18 september 2008.
Ingevolge artikel 18, tweede lid, van de Interimwet stad- en milieubenadering worden voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht voormelde besluiten als één besluit aangemerkt.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] (hierna tezamen in enkelvoud: [verzoeker]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2009, beroep ingesteld. [verzoeker] heeft haar beroep aangevuld bij brief van 31 juli 2009.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 december 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 januari 2010, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. M.P. Wolf, advocaat te Breda, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.R.F. Keijzer en E.A. Dekker, ambtenaren in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Verder zijn de raad, vertegenwoordigd door mr. J.M. van Koeveringe-Dekker, advocaat te Middelburg, en ir. L.P. Sturrus, alsmede [belanghebbenden], vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, als partijen gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een transformatie van het havenindustrieterrein te Goes naar hoofdzakelijk een woongebied. De plankaart kent in dit verband aan het merendeel van de betrokken gronden de bestemming "Wonen, uit te werken" toe. Voor zover het verzoek zich richt tegen deze plandelen is daarmee geen spoedeisend belang gemoeid. Gebleken is namelijk dat in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure voormelde plandelen niet zullen worden uitgewerkt en dat daarvoor geen bouwaanvragen zullen worden ingediend. In verband met het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding in te gaan op de bezwaren van [verzoeker] met betrekking tot de plandelen met de bestemming "Wonen, uit te werken". Voor zover het verzoek zich richt tegen het plandeel met de bestemming "Wonen II" is daarmee wel een spoedeisend belang gemoeid. Voor dit plandeel, dat bij recht nieuwe woningbouw toestaat, zijn namelijk reeds bouwaanvragen ingediend.
2.3. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat de bedrijfsvoering van de door haar geëxploiteerde betonfabriek en -centrale kan worden beperkt vanwege de voorziene woningbouw. Daartoe voert zij aan dat in dit geval niet kan worden voldaan aan de in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten opgenomen richtafstand van 700 meter voor betonwarenfabrieken. Verder voert [verzoeker] aan dat de financiële uitvoerbaarheid onvoldoende is gewaarborgd.
2.3.1. Naast woningbouw voorziet het plan in een geluidszone voor de betonfabriek en -centrale. Buiten deze geluidszone mag de geluidsbelasting vanwege de betonfabriek en -centrale de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan. [verzoeker] heeft niet aannemelijk gemaakt dat, uitgaande van de huidige bedrijfsvoering van de betonfabriek en -centrale, de geluidzone niet juist op voorschriftenkaart 2 van het plan is ingetekend. Nu het plandeel met de bestemming "Wonen II" geheel buiten de geluidszone valt en de afstand tussen dit plandeel en de geluidszone in de meeste gevallen meer dan 75 meter bedraagt, hebben het college en de raad zich naar het oordeel van de voorzitter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de vrees van [verzoeker] dat de bedrijfsvoering van de betonfabriek en -centrale in zoverre kan worden beperkt niet gerechtvaardigd is.
2.3.2. Een beoordeling van de financiële uitvoerbaarheid vergt nader onderzoek waarvoor de onderhavige voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent. Hetgeen [verzoeker] op dit punt heeft aangevoerd, geeft evenwel geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat het college en de raad de twijfels van [verzoeker] aangaande de financiële uitvoerbaarheid gemotiveerd hebben weersproken en dat [verzoeker] tot dusverre geen stukken heeft overgelegd die het vermoeden rechtvaardigen dat het plan, voor zover thans aan de orde, financieel niet uitvoerbaar zou zijn.
2.4. In hetgeen [verzoeker] voor het overige heeft aangevoerd, ziet de voorzitter evenmin een aanknopingspunt voor schorsing van het plandeel met de bestemming "Wonen II".
2.5. Gezien het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Jansen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2010
399.