ECLI:NL:RVS:2010:BL3309

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907694/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bouwvergunning in Weert

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 4 februari 2010 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door [verzoekster] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Weert, dat op 2 september 2008 een vrijstelling en bouwvergunning heeft verleend aan [vergunninghouder] voor het aanbouwen van een keuken/tuinkamer, hobbyruimte en overdekt terras, alsook voor de verbouwing van de woning op het perceel [locatie] te [plaats]. De rechtbank Roermond had eerder, op 24 augustus 2009, het beroep van [verzoekster] gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd. Hierop heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij op 8 januari 2010 een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend.

Tijdens de zitting op 28 januari 2010 is het verzoek behandeld. [verzoekster] was vertegenwoordigd door mr. R.H.A. ter Huurne, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. H.L.M.G. Creemers. [vergunninghouder] was ook als partij aanwezig. De voorzitter heeft overwogen dat het verzoek om een voorlopige voorziening strekt tot schorsing van het besluit van 20 oktober 2009, dat een aangepaste bouwvergunning verleent. De voorzitter heeft vastgesteld dat [vergunninghouder] kort na de verlening van de tweede bouwvergunning op eigen risico met de uitvoering van het bouwplan is begonnen, en dat de bouw inmiddels in vergevorderde staat verkeerde.

Gezien deze omstandigheden heeft de voorzitter geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening geen redelijk doel dient, vooral omdat de behandeling van de bodemzaak al op 20 april 2010 zal plaatsvinden. Het verzoek is afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 februari 2010.

Uitspraak

200907694/2/H1.
Datum uitspraak: 4 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 24 augustus 2009 in zaak nr. 08/1708 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
het college van burgemeester en wethouders van Weert.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Weert (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het aanbouwen van een keuken/tuinkamer, hobbyruimte en overdekt terras en het verbouwen van de woning (hierna: het bouwplan) op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij uitspraak van 24 augustus 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 oktober 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 3 november 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 20 oktober 2009 heeft het college vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwplan, zoals door [vergunninghouder] aangepast.
Bij brief, bij de rechtbank ingekomen op 15 december 2009 en, na doorzending door de rechtbank, bij de Raad van State ingekomen op 8 januari 2010, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 januari 2010, waar [verzoekster], bijgestaan door mr. R.H.A. ter Huurne, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.L.M.G. Creemers, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar [vergunninghouder] als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe het besluit van 20 oktober 2009 bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen, totdat in de bodemprocedure zal zijn beslist.
2.3. Ter zitting is onweersproken komen vast te staan dat [vergunninghouder], kort na verlening van de tweede bouwvergunning, rond 26 oktober 2009 op eigen risico is begonnen met uitvoering van het bouwplan. Voorts is niet in geschil dat de bouw ten tijde van de indiening van het verzoek om voorlopige voorziening reeds in vergevorderde staat verkeerde en thans nagenoeg gereed is. Gelet hierop dient een voorlopige voorziening, zoals verzocht, in dit geval geen redelijk doel, mede in aanmerking genomen dat de behandeling van de bodemzaak ter zitting reeds zal plaatsvinden op 20 april 2010.
2.4. Het verzoek dient, wegens gebrek aan spoedeisend belang, te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2010
392.