ECLI:NL:RVS:2010:BL3347

Raad van State

Datum uitspraak
10 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904944/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • W. Konijnenbelt
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Planschadevergoeding na wijziging bestemmingsplan en geluidshinder door N33

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, die hun beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delfzijl ongegrond verklaarde. Het college had op 23 november 2007 een schadevergoeding van € 3.000,00 toegekend aan appellanten voor planschade als gevolg van de wijziging van het bestemmingsplan 'N33 Spijk-Eemshaven'. Appellanten stelden dat deze schadevergoeding te laag was, omdat de N33 dichterbij hun perceel was komen te liggen en hun uitzicht door de aanleg van een geluidwal was beperkt.

De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college op het advies van de Stichting Advisering Onroerende Zaken (SAOZ) mocht afgaan, dat stelde dat het planologisch nadeel voor appellanten betrekkelijk licht was. De SAOZ had geconcludeerd dat de waarde van het perceel voorafgaand aan de planologische wijziging € 100.000,00 was en dat deze door de wijziging was gedaald naar € 97.000,00. Appellanten voerden aan dat de SAOZ haar onderzoek niet zorgvuldig had uitgevoerd en dat de waarde van hun perceel volgens een deskundigenrapport van 23 juli 2002 te laag was ingeschat.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college niet onzorgvuldig had gehandeld door het advies van de SAOZ te volgen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de door appellanten ingebrachte rapporten niet voldoende onderbouwd waren om aan te tonen dat het advies van de SAOZ gebreken vertoonde. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de eerdere uitspraak zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200904944/1/H2.
Datum uitspraak: 10 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats], gemeente Delfzijl,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 28 mei 2009 in zaak nr. 08/713 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Delfzijl.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Delfzijl (hierna: het college) [appellanten] € 3.000,00 ter vergoeding van planschade toegekend.
Bij besluit van 3 juli 2008 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 mei 2009, verzonden op 3 juni 2009, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 juli 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 4 augustus 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 januari 2010, waar [een van de appellanten], bijgestaan door mr. P.T. Huisman, advocaat te Groningen, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.M. Servaas, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals die gold ten tijde van belang, kent het college van burgemeester en wethouders, voor zover een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. Bij de beoordeling van een verzoek om planschadevergoeding dient te worden onderzocht of een wijziging van het planologische regime is opgetreden waardoor een belanghebbende in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de planologische maatregel waarvan gesteld wordt dat die schade heeft veroorzaakt en het voordien geldende planologische regime. Daarbij is niet de feitelijke situatie van belang, doch hetgeen maximaal kon en kan worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking heeft plaatsgevonden. Dit geldt evenzeer voor de vaststelling van de eventuele waardevermindering.
2.3. [appellanten], tezamen eigenaar van het perceel met woning aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), hebben het college om vergoeding verzocht van de schade ten gevolge van het bestemmingsplan "N33 Spijk-Eemshaven". Dit plan voorziet in reconstructie van het tracé van de provinciale weg N33 inclusief de Boterweg en de wegbermen (hierna: het tracé), waardoor de N33 in de richting van het perceel wordt verlegd.
Ingevolge dit op 12 april 2001 in werking getreden plan heeft het tracé de bestemming "Verkeersdoeleinden". De als zodanig bestemde gronden zijn bestemd voor rijweg en parallelweg met maximaal 2 rijstroken, fietspaden, toe- en afritten, viaducten, tunnels, parkeer- en vluchtstroken, geluidwerende voorzieningen, bermen, bermsloten, waterlopen, taluds, groenvoorzieningen, met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken. De afstand van het perceel tot de as van de N33 bedraagt 20 m.
Voorheen gold op die gronden het bestemmingsplan "Spijk". Ingevolge dit plan hadden de Boterweg en twee gescheiden rijstroken van de N33 de bestemming "Gronden bestemd voor weg, voetpad, fietspad" en hadden de tussengelegen stroken en de middenberm de bestemming "Gronden bestemd voor groen categorie B". De gronden met de bestemming "Gronden bestemd voor weg, voetpad, fietspad" waren uitsluitend bestemd voor weg, voetpad, fietspad met de daarbij behorende andere bouwwerken en andere werken, uitgezonderd andere werken ten behoeve van verkooppunten voor motorbrandstoffen. De gronden met de bestemming "Gronden bestemd voor groen categorie B" waren uitsluitend bestemd voor groen, speelvelden, paden met de daarbij behorende andere bouwwerken en andere werken. De afstand van het perceel tot het midden van de oostelijke rijstrook van de N33 bedroeg ongeveer 13 m en tot het midden van de westelijke rijstrook ongeveer 39 m. De ruim 4 m brede Boterweg was direct langs de perceelgrens voorzien.
2.4. Het college heeft het verzoek ter advisering voorgelegd aan de Stichting Advisering Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ).
Volgens het in juni 2007 aan hem gegeven advies is het planologisch nadeel voor [appellanten] bij planologische vergelijking tussen het bestemmingsplan "N33 Spijk-Eemshaven" en het voorheen geldende bestemmingsplan "Spijk" betrekkelijk licht. Ingevolge het voorheen geldende planologische regime lag het perceel reeds nabij de gescheiden rijbanen met 16 m brede middenberm van de N33 en de Boterweg. Als gevolg van het opschuiven van de verkeersstromen in de richting van het perceel ondervinden [appellanten] daarvan meer hinder dan voorheen het geval was. Volgens een verslag van akoestisch onderzoek van 28 februari 2003 zal de verkeersintensiteit op de N33 ter plaatse van 6.302 motorvoertuigen per etmaal in 1997 toenemen tot 10.234 in 2015. Volgens dit verslag bedroeg de gecumuleerde geluidbelasting van de N33 en de Boterweg aan de voorgevel van de woning in 2002 58,1 dB(A) en zal deze in 2015 64,5 dB(A) bedragen. Deze toename van de geluidbelasting is volgens het advies deels gevolg van vermindering van de afstand tot de weg en verder van toename van het verkeer, waarbij met name het eerste aan de veranderde planologie is toe te rekenen. Dit laat volgens het advies onverlet dat ook in de oude planologische situatie bij een toename van het verkeer de geluidbelasting en andere hinder in enige mate konden toenemen, nu de ontwerpcapaciteit van de N33 een grotere verkeersstroom niet uitsloot. Ook de hinder in de vorm van stank en stof afkomstig van het verkeer neemt volgens het advies in de nieuwe planologische situatie toe, doordat meer verkeer op kortere afstand passeert. De bebouwingsmogelijkheden onder het nieuwe planologische regime zijn volgens het advies vergelijkbaar met de voorheen aanwezige mogelijkheden. Ten noorden van het perceel op een afstand van ruim 120 m heeft het bestemmingsplan "N33 Spijk-Eemshaven" de huidige lusaansluiting van de Boterweg op de Spijkster Oudedijk mogelijk gemaakt, ten gevolge waarvan het perceel in het donker hinderlijk wordt aangelicht door verkeer dat van de Spijkster Oudedijk de Boterweg opdraait. Volgens het advies deed deze hinder zich onder het oude planologische regime, bij een rechte aansluiting meer westelijk gesitueerd, niet in deze mate voor.
Volgens het advies is de waarde van het perceel, voorafgaande aan de planologische wijziging op de in acht te nemen peildatum 12 april 2001, te stellen op € 100.000,00. In het door [appellanten] ingebrachte deskundigenrapport van 23 juli 2002 heeft de SAOZ geen aanleiding gezien om op die schatting terug te komen, omdat de daarin gehanteerde waardepeildatum ruim een jaar afwijkt van de waardepeildatum die volgens haar bij de beoordeling moest worden toegepast, in de taxatie en bij de waardering geen rekening wordt gehouden met de maximale mogelijkheden van het voorheen geldende planologische regime, de taxatie is opgesteld ten behoeve van de mogelijke verstrekking van een aanvullende hypotheek in verband met een verbouwing en de gestelde waarde van € 155.000,00 de waarde na de verbouwing betreft, terwijl die verbouwing op de peildatum nog niet had plaatsgevonden. Volgens het advies hebben de specifieke gevolgen van de planologische mutatie, toename van geluidhinder en overige verkeershinder, alsmede een verder aangetaste ligging, ertoe geleid dat de waarde van het perceel voor een willekeurige gegadigde derde op de peildatum met € 3.000,00 is gedaald naar € 97.000,00.
Het college heeft dit advies aan het bij het besluit van 3 juli 2008 gehandhaafde besluit van 23 november 2007 ten grondslag gelegd.
2.5. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de door het college toegekende schadevergoeding van € 3.000,00 te laag is, omdat de N33 dichtbij het perceel is komen te liggen en het weidse uitzicht dat zij voorheen hadden, door de aanleg van een geluidwal is beperkt. De SAOZ heeft haar onderzoek volgens hen niet op correcte en zorgvuldige wijze uitgevoerd en de in haar advies aangenomen waarde van het perceel van € 100.000,00 is, gelet op het deskundigenrapport van 23 juli 2002, te laag. De rechtbank heeft volgens hen ook miskend dat met dat deskundigenrapport aannemelijk is gemaakt dat de taxatie in het door het college gevolgde advies van de SAOZ onjuist is. In dit verband verwijzen zij naar het door hen in hoger beroep overgelegde deskundigenrapport van 1 september 2009, waarin een met die van het rapport van 23 juli 2002 vergelijkbare waarde van € 152.000,00 is aangenomen. Voorts blijkt dat volgens hen uit een verkoopopdracht van 22 januari 2001, waarin de vraagprijs voor het perceel op ƒ 299.000,00 (€ 135.680,28) is gesteld.
2.5.1. De SAOZ is een onafhankelijke deskundige op het gebied van planschade. Het college mocht op het door haar aan hem uitgebrachte advies afgaan, tenzij dat onzorgvuldig tot stand was gekomen of daaraan anderszins ernstige gebreken kleefden.
Volgens dat advies is de toename van de geluidbelasting als gevolg van het verleggen van de N33 in de richting van het perceel bij de planologische vergelijking betrokken, doch is het hierdoor opgetreden planologisch nadeel betrekkelijk licht, omdat het perceel onder het voorheen geldende planologische regime reeds nabij de N33 was gelegen en, gezien de ontwerpcapaciteit van die weg, ter plaatse reeds een grotere verkeersintensiteit en aldus een toename van de geluidbelasting en andere verkeershinder mogelijk waren. Voorts is in het advies uiteengezet, waarom het uitzicht van [appellanten] ook onder het voorheen geldende planologische regime kon worden beperkt, aangezien het mogelijk was andere bouwwerken van aanmerkelijke hoogte op te richten en ter hoogte van het perceel de aanzet tot een talud ten behoeve van een viaduct kon worden gerealiseerd. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd, heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het advies van de SAOZ aldus zodanige gebreken vertoont, dat het college daarop niet af mocht gaan.
Zij heeft evenzeer met juistheid overwogen dat het door hen overgelegde deskundigenrapport van 23 juli 2002 hen niet kan baten, omdat daarin geen vergelijking is gemaakt tussen de maximale mogelijkheden van het nieuwe en het voorheen geldende planologische regime, de daarin gehanteerde peildatum ruim een jaar afwijkt van de te hanteren peildatum 12 april 2001, de taxatie voor een ander doel is opgesteld en de gestelde waarde, voorafgaande aan de planologische wijziging van € 155.000,00, de waarde na verbouwing betreft, terwijl die verbouwing op de peildatum niet had plaatsgevonden. Dat het merendeel van de verhoging van de hypothecaire lening, in verband waarmee de taxatie was opgesteld, naar [appellanten] stellen, aan de aanleg en verbetering van de tuin en niet aan de woning is besteed, leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat die investeringen volgens het deskundigenrapport op de peildatum nog niet hadden plaatsgevonden en derhalve bij de waardebepaling buiten beschouwing moesten blijven.
Met het in hoger beroep ingebrachte deskundigenrapport van 1 september 2009 hebben [appellanten] evenmin aannemelijk gemaakt dat het advies van de SAOZ van juni 2007 onzorgvuldig tot stand is gekomen dan wel anderszins gebreken vertoont. Weliswaar is daarin vermeld dat de taxatie is bedoeld om inzicht te verstrekken in de waarde van het object ten behoeve van planschade in verband met de omlegging van de N33, Zuidbroek/Eemshaven, maar uit het rapport blijkt niet van een planologische vergelijking in evenbedoelde zin. Voorts is in dit rapport evenmin een juiste peildatum gehanteerd, nu wordt uitgegaan van het prijspeil van 2002, en zijn in de gestelde waarde, voorafgaande aan de planologische wijziging van € 152.000,00, naar ter zitting van de zijde van [appellanten] is bevestigd, de verbouwingswerkzaamheden verdisconteerd.
Aan de in hoger beroep overgelegde verkoopopdracht van 22 januari 2001 komt evenmin de betekenis toe die [appellanten] daaraan gehecht wensen te zien. Uit die opdracht kan niet worden afgeleid dat bij de bepaling van de vraagprijs van ƒ 299.000,00 (€ 135.680,28) rekening is gehouden met de maximale mogelijkheden onder het voorheen geldende planologische regime. Dat in die opdracht de vraagprijs op een hoger bedrag is gesteld dan de in het advies van de SAOZ aangenomen waarde, voorafgaande aan de planologische wijziging, is onvoldoende voor het oordeel dat de aan het advies van de SAOZ ten grondslag liggende taxatie kennelijk onjuist is.
Anders dan [appellanten] betogen, bestaat evenmin grond voor het oordeel dat het college ten onrechte geen andere deskundige om een zogenoemde second opinion heeft verzocht. Het heeft daarvoor geen aanleiding hoeven vinden.
Het betoog faalt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H.M. Kessels, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Kessels
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2010
505.