ECLI:NL:RVS:2010:BL4126
Raad van State
- Hoger beroep
- C.W. Mouton
- A.M. van Meurs-Heuvel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoeken om peiljaarverlegging door de raad voor rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 mei 2009, waarin het beroep tegen de afwijzing van zijn verzoeken om peiljaarverlegging door de raad voor rechtsbijstand 's-Gravenhage ongegrond werd verklaard. De raad had op 10 maart 2008 acht verzoeken van [appellant] om peiljaarverlegging afgewezen. Na de afwijzing had [appellant] bezwaar gemaakt, maar dit werd door de raad ongegrond verklaard op 4 juli 2008. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 13 mei 2009.
[Appellant] stelde dat hij de besluiten van de raad niet had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat de raad aannemelijk had gemaakt dat de besluiten daadwerkelijk waren verzonden. De rechtbank vond de ontkenning van [appellant] niet geloofwaardig, vooral omdat hij had erkend dat hij verzoeken tot betaling van de eigen bijdrage had ontvangen van zijn advocaat, wat impliceert dat de toevoegingsbesluiten ook aan hem waren verzonden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 februari 2010 behandeld. Tijdens de zitting was [appellant] aanwezig, bijgestaan door een gemachtigde, en de raad werd vertegenwoordigd door mr. K. Achefai en mr. I.R. Dreef. De Afdeling heeft de argumenten van [appellant] overwogen, maar kwam tot de conclusie dat het hoger beroep ongegrond was. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de aanvragen om peiljaarverlegging niet tijdig waren ingediend en dat de besluiten aan [appellant] waren verzonden. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.