200905964/1/H2.
Datum uitspraak: 17 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, gevestigd te Groningen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 23 juni 2009 in zaak nr. 09/33 in het geding tussen:
[wederpartij] gevestigd te [plaats]
Bij besluit van 4 september 2008 heeft het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (hierna: het dagelijks bestuur) een aanvraag van [wederpartij] om subsidie op grond van de Subsidieregeling Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008 (hierna: NIOF 2008) afgewezen.
Bij besluit van 8 december 2008 heeft het dagelijks bestuur het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 juni 2009, verzonden op 2 juli 2009, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank), voor zover hier van belang, het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 8 december 2008 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het dagelijks bestuur bij brief, bij de Raad van State ingekomen per fax op 11 augustus 2009, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 januari 2010, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. W.J.Th. Bustin, advocaat te Groningen, en drs. P.T.W. Vos, werkzaam als senior projectmedewerker bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, en [wederpartij], vertegenwoordigd door haar [directeur], zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2 van de NIOF 2008 heeft de subsidieregeling als doel de subsidiëring van strategische activiteiten van bepaalde categorieën ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf in de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe op het gebied van innoveren, marktverkenning, haalbaarheidsonderzoeken en marketingplannen, teneinde de marktsector in Noord-Nederland te versterken.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan subsidie worden verstrekt aan een onderneming, die volgens het handelsregister een vestiging heeft in de provincies Fryslân, Groningen of Drenthe en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.
Ingevolge artikel 8, tweede lid, wordt het bedrag van de subsidie rechtevenredig verlaagd, indien de onderneming deel uitmaakt van een groep of een cluster en de gesubsidieerde activiteiten mede betrekking hebben op de vestigingen van de groep of het cluster buiten de provincies Fryslân, Groningen of Drenthe.
2.2. [wederpartij] is gevestigd te [plaats]. Zij ontwikkelt en verhandelt gesproeidroogde melkpoederproducten en vetpoeders voor de levensmiddelenindustrie. [wederpartij] heeft subsidie aangevraagd op grond van de NIOF 2008 voor de kosten, begroot op € 18.760,00, van een onderzoek naar de technische en economische haalbaarheid om een grote machine te verplaatsen van Engeland naar [plaats] in Duitsland. De machine is een filtermatdroger waarmee emulsies ingedampt worden tot producten in poedervorm. In aanvulling op haar aanvraag heeft [wederpartij] het dagelijks bestuur desgevraagd medegedeeld dat [productiebedrijf], een nog op te richten 100% dochteronderneming van [wederpartij], de nieuwe eigenaar van de machine zal worden en dat de machine op de balans van dat productiebedrijf zal worden geactiveerd. Verder heeft [wederpartij] medegedeeld dat zij met de machine beoogt meer, en ook nieuwe, producten in eigen beheer te maken en dat het productiebedrijf uitsluitend ten behoeve van [wederpartij] zal gaan produceren, waarvoor het van [wederpartij] een vergoeding van de kosten zal ontvangen.
2.3. Het dagelijks bestuur heeft de aanvraag afgewezen bij besluit van 4 september 2008 en dit besluit gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 8 december 2008, onder verwijzing naar artikel 8, tweede lid, van de NIOF 2008. Aan deze afwijzing heeft het dagelijks bestuur ten grondslag gelegd dat de subsidie slechts kan worden verleend voor ondernemingsactiviteiten die in de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe worden verricht en het haalbaarheidsonderzoek betrekking heeft op de productieactiviteiten van de locatie in Duitsland en niet op die in [plaats]. Het dagelijks bestuur heeft daarbij overwogen dat artikel 8, tweede lid, strookt met de doelstelling van de NIOF 2008, zoals verwoord in artikel 2, te weten dat de te subsidiëren activiteit de marktsector in Noord-Nederland moet versterken.
2.4. De rechtbank heeft het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van 8 december 2008 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Daartoe heeft zij overwogen dat uit de systematiek van de NIOF 2000 (lees: 2008) volgt dat het dagelijks bestuur uit dient te gaan van de feiten en omstandigheden ten tijde van het indienen van de aanvraag en haar niet is gebleken dat [wederpartij] op dat moment deel uitmaakte van een groep of een cluster van ondernemingen met vestigingen buiten de provincies, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de NIOF 2008. Omdat het productiebedrijf in Duitsland ten tijde van het indienen van de aanvraag nog niet bestond, heeft het dagelijks bestuur naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte de subsidie geweigerd op de grond dat alle projectkosten betrekking hebben op de activiteiten van een nevenvestiging in Duitsland. De rechtbank heeft tevens overwogen dat het haalbaarheidsonderzoek ten goede komt aan de marktsector in Noord-Nederland en dus in overeenstemming is met de doelomschrijving van artikel 2 van de NIOF 2008, aangezien [wederpartij] vanuit de locatie in [plaats] het productiebedrijf volledig zal gaan aansturen en zij vanuit die locatie ook de producten zal verkopen en de administratie van het productiebedrijf zal voeren, zodat de werkgelegenheid van de locatie in [plaats] wordt behouden dan wel vergroot. Het enkele feit dat daardoor ook werkgelegenheid wordt gecreëerd buiten Fryslân, Groningen en Drenthe, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
2.5. Het dagelijks bestuur voert in hoger beroep - samengevat - aan dat de rechtbank de NIOF 2008 onjuist en te ruim heeft geïnterpreteerd en eraan voorbij gaat dat de Duitse marktsector voordeel zal hebben van het haalbaarheidsonderzoek. Voor zover [wederpartij], en daarmee de marktsector in Noord-Nederland, hier voordeel van zal hebben, is dit volgens het dagelijks bestuur niet meer dan een afgeleid voordeel.
2.5.1. De subsidie is aangevraagd voor onderzoek naar de haalbaarheid van het overbrengen van een filtermatdroger voor de productie in het productiebedrijf in Duitsland. Gelet op dit doel van de gevraagde subsidie mocht het dagelijks bestuur bij de toetsing van de subsidieaanvraag aan artikel 8, tweede lid, van de NIOF 2008 met dat bedrijf rekening houden, ook al was het ten tijde van de aanvraag nog niet opgericht. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat het dagelijks bestuur, nu het productiebedrijf ten tijde van de aanvraag nog in oprichting was, deze niet mocht afwijzen op de grond dat de projectkosten op dat bedrijf betrekking hadden.
2.5.2. Het verdere geschil tussen partijen is beperkt tot de vraag of het haalbaarheidsonderzoek, waarvoor subsidie is gevraagd, is gericht op versterking van de marktsector in Noord-Nederland.
Het dagelijks bestuur stelt dat het haalbaarheidsonderzoek, nu het betrekking heeft op voorgenomen productie in Duitsland, niet de stimulering van de Noord-Nederlandse marktsector betreft, maar stimulering van de Duitse marktsector.
[wederpartij] stelt dat zij het ondernemersrisico van het productiebedrijf in Duitsland draagt en dat het productiebedrijf in Duitsland belangrijk is voor haar continuïteit, omdat zij door de productie van dat bedrijf haar klanten in diverse werelddelen kan bedienen. Ter ondersteuning heeft zij een verklaring van registeraccountant A. Schipper van Kroese Wevers Accountants BV van 2 september 2009 overgelegd. Daarin wordt gesteld dat de haalbaarheidsprojecten, zowel het onderhavige als die uit het verleden, sterk hebben bijgedragen aan de groei van de vennootschappen die in Emmen zijn gevestigd en dat de activiteiten bovengemiddeld zijn gegroeid, hetgeen een sterke weerslag heeft gehad op de werkgelegenheid binnen het bedrijf, waarmee de locale economie zeker is gebaat.
[wederpartij] heeft met deze onvoldoende gespecificeerde verklaring niet aannemelijk gemaakt dat het haalbaarheidsonderzoek op versterking van de marktsector in Noord-Nederland is gericht. [wederpartij] heeft dit evenmin aannemelijk gemaakt met haar stelling dat de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten voor de productie in Duitsland en de met die productie verbonden administratie, inkoop en verkoop in Emmen plaatsvinden. Immers het haalbaarheidsonderzoek heeft geen betrekking op die activiteiten in [plaats], maar op de productie in Duitsland..
De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geconcludeerd dat het haalbaarheidsonderzoek de marktsector in Noord-Nederland ten goede komt.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling gelet op het in 2.5.1 en 2.5.2 overwogene het door [wederpartij] ingestelde beroep tegen het besluit van 8 december 2008 van het dagelijks bestuur alsnog ongegrond verklaren.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Groningen van 23 juni 2009 in zaak nr. 09/33;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. J.H. van Kreveld, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Dallinga
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2010