ECLI:NL:RVS:2010:BL5325

Raad van State

Datum uitspraak
17 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908686/1/H2 en 200908686/3/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • H. Oranje
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor het vellen van Amerikaanse eiken langs de provinciale weg N260

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 februari 2010 uitspraak gedaan over een verzoek van de provincie Noord-Brabant om een voorlopige voorziening en het hoger beroep van [appellant A] tegen de uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had op 4 november 2009 het beroep van [appellant A] tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Baarle-Nassau niet-ontvankelijk verklaard. Dit betrof besluiten waarbij vergunningen waren verleend voor het vellen van 265 Amerikaanse eiken langs de provinciale weg N260. De provincie had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 10 december 2009. Tijdens deze zitting zijn zowel [appellant A] als vertegenwoordigers van de provincie en het college aanwezig geweest. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de voorzitter het onderzoek heropend en om nadere inlichtingen verzocht. De provincie heeft daarop aanvullende stukken ingediend, evenals [appellant A].

De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep van [appellant A] gegrond was. De rechtbank had ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat [appellant A] wel degelijk zicht had op de bomen en de afstand tussen zijn perceel en de bomen niet 220 meter was, zoals de rechtbank had aangenomen. De uitspraak van de rechtbank Breda werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

200908686/1/H2 en 200908686/3/H2.
Datum uitspraak: 17 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van de provincie Noord-Brabant om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te [woonplaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 4 november 2009 in zaak nrs. 08/4608 en 09/3987 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Baarle-Nassau.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 15 januari 2008 en 28 juli 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Baarle-Nassau (hierna: het college) aan verzoekster (hierna: de provincie) vergunning verleend voor het vellen van 265 Amerikaanse eiken langs de provinciale weg N260.
Bij besluit van 20 augustus 2008 heeft het college het door [appellant A] tegen het besluit van 15 januari 2008 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 november 2009, verzonden op 6 november 2009, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door [appellant A] tegen de besluiten van 20 augustus 2008 en 28 juli 2009 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant A] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 november 2009, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 november 2009, heeft de provincie de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 december 2009, waar [appellant A] in persoon, bijgestaan door ir. H. Stekelenburg, de provincie, vertegenwoordigd door F. Yahia, T.B.A. Peelen, R. Vergeer en B.A.M. Couvee, allen ambtenaar in haar dienst, en het college, vertegenwoordigd door mr. D.M.J. Sanders, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de voorzitter het heropend en het college om nadere inlichtingen verzocht. Bij brieven van 18 en 21 december 2009 hebben de provincie, onderscheidenlijk het college, nadere stukken ingediend. Bij brief van 19 januari 2010 heeft [appellant A] daarop een reactie ingediend.
Met toestemming van partijen is afgezien van een hernieuwde behandeling ter zitting, waarna het onderzoek is gesloten.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het betoog van [appellant A] dat de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de kortste afstand tussen de Amerikaanse eiken en zijn perceel (hierna: het perceel) niet 220 meter bedraagt en hij vanaf het perceel op de bomen wel zicht heeft, slaagt.
Op een door de provincie overgelegde kaart zijn de N260 met het beloop van de landsgrens Nederland-België over de as van die weg, de locatie van de Amerikaanse eiken en het perceel aangeduid. Daaruit valt af te leiden dat [appellant A] vanaf het perceel zicht heeft op een aantal oostelijk van de N260 op Nederlands grondgebied staande Amerikaanse eiken en de kortste afstand tussen het perceel en één van de eiken ongeveer tien meter en tussen die eik en de woning ongeveer 30 meter bedraagt.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling wijst de zaak terug naar de rechtbank, om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.4. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af te wijzen.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 4 november 2009 in zaak nrs. 08/4608 en 09/3987;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Baarle-Nassau aan [appellant A] en [appellant B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 223,00 (zegge: tweehonderddrieëntwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt;
V. wijst het verzoek van de provincie Noord-Brabant een voorlopige voorziening te treffen af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Oranje
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2010
507.