200904094/1/M1.
Datum uitspraak: 24 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. het college van burgemeester en wethouders van Oss,
2. de stichting Stichting de Groene Zone, gevestigd te Oss,
3. [appellanten sub 3], allen wonend te [woonplaats],
appellanten,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 17 april 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college van gedeputeerde staten) aan de stichting Stichting Regionaal Motorsportcircuit Nieuw-Zevenbergen (hierna: het regionaal motorsportcircuit Nieuw-Zevenbergen) een veranderingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer alsmede voor het onderdeel geluid een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting aan de Zevenbergseweg 45 te Berghem. Dit besluit is op 27 april 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben het college van burgemeester en wethouders van Oss (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 juni 2009, de stichting Stichting de Groene Zone (hierna: de Groene Zone) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 juni 2009, en [appellanten sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 juni 2009, beroep ingesteld. Het college van burgemeester en wethouders heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 3 juli 2009.
Het college van gedeputeerde staten heeft een verweerschrift ingediend.
Het college van burgemeester en wethouders heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 januari 2010, waar het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. drs. A.M. Bakker, mr. W.J. Bosma, beiden advocaat te Breda, en J.J.A.M. Wingens, de Groene Zone, vertegenwoordigd door onderscheidenlijk [secretaris] en [voorzitter], [appellanten sub 3] , vertegenwoordigd door mr. drs. H.A. Pasveer, advocaat te 's-Hertogenbosch, en het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door ing. H.M. van 't Hof, zijn verschenen. Voorts is ter zitting het regionaal motorsportcircuit Nieuw-Zevenbergen, vertegenwoordigd door J.A.C.M. van den Heuvel, J.J.H. van den Berk, mr. W. Poppeliers, H.M. van der Ham en W.J.M. van Gaal, als partij gehoord.
2.1. Bij besluit van 13 april 1993 is een vergunning krachtens de Hinderwet verleend voor een motorsportbaan en een kartbaan. Bij besluiten van 24 juni 2003 en 16 februari 2007 heeft het college van gedeputeerde staten meldingen als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer geaccepteerd.
De bij het bestreden besluit verleende veranderingsvergunning voorziet in het veranderen van de werking van de inrichting, betreffende de verruiming van de openingsdagen en openingstijden van het terrein, de realisatie van een horecagebouw, met opslagruimte, kleedruimte en helmenopslag, de plaatsing van opslagcontainers, de bouw van een Romneyloods en het vervangen van de bestaande propaantank door twee nieuwe propaantanks. De bij het bestreden besluit verleende deelrevisievergunning heeft betrekking op het onderdeel geluid. Voorts zijn bij het bestreden besluit de aan de vergunning van 13 april 1993 verbonden voorschriften 1.4.2 tot en met 1.4.6, 1.9.1 tot en met 1.9.8 en 3.1.1 tot en met 3.2.2 en 6.1.1 ingetrokken.
2.2. Uit artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij het niet naar voren brengen van een zienswijze hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. Bij besluiten inzake een milieuvergunning worden de beslissingen over de aanvaardbaarheid van verschillende categorieën milieugevolgen als onderdelen van een besluit in vorenbedoelde zin aangemerkt.
De grond dat het college van gedeputeerde staten geen rekening heeft gehouden met toekomstige ontwikkelingen heeft geen betrekking op een besluitonderdeel als hiervoor bedoeld. Artikel 6:13 staat er, anders dan dit college stelt, dan ook niet aan in de weg dat het college van burgemeester en wethouders deze grond eerst in beroep aanvoert.
2.3. Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel bepaalt dat de vergunning in ieder geval wordt geweigerd indien door verlening daarvan niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.
Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Uit artikel 8.11, tweede en derde lid, volgt dat de vergunning moet worden geweigerd indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.
Bij de toepassing van de hiervoor genoemde bepalingen komt het college van gedeputeerde staten een zekere beoordelingsvrijheid toe.
2.4. Het college van burgemeester en wethouders voert aan dat het in strijd met de systematiek van de Wet milieubeheer is om ten aanzien van het fysiek veranderen van de inrichting een veranderingsvergunning af te geven en tevens een revisievergunning te verlenen ten aanzien van het onderdeel geluid.
De Groene Zone vreest een toename van geluidhinder vanwege de inrichting.
Volgens [appellanten sub 3] is het niet terecht dat de wedstrijden als incidentele activiteit worden gezien en deze niet worden getoetst aan de hogere waarden voor de geluidbelasting en de zonegrens.
2.4.1. Ingevolge artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan het bevoegd gezag, indien een vergunning wordt aangevraagd als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, onder b, of artikel 8.1, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 8.1, eerste lid, onder b, voor het veranderen van een inrichting of van de werking daarvan en voor die inrichting al een of meer vergunningen krachtens deze wet zijn verleend, uit eigen beweging of op verzoek, bepalen dat een vergunning moet worden aangevraagd voor die verandering en voor het in werking hebben na die verandering van de gehele inrichting of onderdelen daarvan, waarmee die verandering samenhangt.
2.4.2. De Afdeling overweegt dat het college van gedeputeerde staten bij het bestreden besluit een veranderingsvergunning heeft verleend voor de hiervóór onder 2.1 genoemde fysieke veranderingen van de inrichting en een deelrevisievergunning voor het onderdeel geluid. De deelrevisievergunning wordt daarmee verleend voor de milieubelasting die het gevolg is van de bij de veranderingsvergunning vergunde wijzigingen.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 25 juli 2001 in zaak nr. 199902570/1 (M & R 2002/6, nr. 73), volgt uit het systeem van de Wet milieubeheer dat vergunning wordt verleend voor bepaalde activiteiten en niet voor de milieubelasting ervan. Dit brengt mee dat geen vergunning kan worden verleend in termen van milieubelasting.
Zo kan ook bij een deelrevisievergunning slechts vergunning worden verleend voor de activiteiten van het betrokken onderdeel. Ook bij een deelrevisievergunning kan geen vergunning worden verleend in termen van milieubelasting, hetgeen te meer geldt nu het college van gedeputeerde staten aangeeft dat de geluidsituatie niet apart in beeld gebracht kan worden.
Nu bij het bestreden besluit een deelrevisievergunning in termen van milieubelasting is verleend, verdraagt het bestreden besluit zich niet met het systeem van de Wet milieubeheer.
2.5. De beroepen zijn gegrond. Nu het aspect geluid bepalend is voor de vraag of de vergunning kan worden verleend, komt het besluit van 17 april 2009 reeds op deze grond in zijn geheel voor vernietiging in aanmerking.
2.6. Het college van gedeputeerde staten dient ten aanzien van het college van burgemeester en wethouders, de Groene Zone en [appellanten sub 3] op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 17 april 2009;
III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij het college van burgemeester en wethouders van Oss in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij Stichting de Groene Zone in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 37,55 (zegge: zevenendertig euro en vijfenvijftig cent);
veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij W.A. [appellanten sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) voor het college van burgemeester en wethouders van Oss, € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) voor de stichting Stichting de Groene Zone en € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor W.A. [appellanten sub 3] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. Th.C. van Sloten, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Sparreboom
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2010