200904717/1/H1.
Datum uitspraak: 24 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 mei 2009 in zaken nrs. 08/819, 08/2166, 09/95, 09/133 en 09/526 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Dronten.
Bij besluit van 25 maart 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dronten (hierna: het college) het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen de jeu de boulesbaan op het perceel naast [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) afgewezen.
Bij besluit van 10 april 2008 heeft het college het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen de aanleg van een jeu de boulesbaan op het perceel niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 6 juni 2008 heeft het college aan de gemeente Dronten vergunning verleend voor het verplaatsen van een meidoorn op het perceel.
Bij besluit van 4 december 2008 heeft het college het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 6 juni 2008 ongegrond verklaard.
Bij besluit van 11 december 2008 heeft het college het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 25 maart 2008 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 mei 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door [appellant] ingestelde beroep tegen de besluiten van 10 april 2008 en 11 december 2008 ongegrond verklaard en het door [appellant] ingestelde beroep tegen het besluit van 4 december 2008 niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 3 september 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2010, waar [appellant] in persoon, bijgestaan door mr. A.J. Kiela, advocaat te Amersfoort, en het college, vertegenwoordigd door J.G. van der Struik en H.J. van den Brink, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de gemeente Dronten, eveneens vertegenwoordigd door J.G. van der Struik en H.J. van den Brink voornoemd, als belanghebbende gehoord.
Ten aanzien van het besluit van 10 april 2008
2.1. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat het college zijn bezwaar tegen de aanleg van een jeu de boulesbaan op het perceel ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.1.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder besluit - waartegen op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel
8:1, eerste lid, van die wet, bezwaar kan worden gemaakt - verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.1.2. Aan de door de gemeente Dronten op het perceel aangelegde jeu de boulesbaan ligt geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb ten grondslag. Voorts heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat het college een oordeel heeft gegeven over de vraag of voor het aanleggen van de jeu de boulesbaan een vergunning is vereist en dat dit oordeel als een publiekrechtelijke rechtshandeling als bedoeld in voormeld artikel kan worden aangemerkt. Gelet hierop heeft het college het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen de aanleg van de jeu de boulesbaan terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Ten aanzien van het besluit van 4 december 2008
2.2. [appellant] heeft de beroepsgrond die betrekking heeft op de verleende vergunning voor het verplaatsen van een meidoorn ter zitting ingetrokken.
Ten aanzien van het besluit van 11 december 2008
2.3. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat het college ten onrechte heeft geweigerd handhavend op te treden tegen de jeu de boulesbaan. Daartoe voert hij aan dat het gebruik van het perceel als jeu de boulesbaan in strijd is met de ter plaatse geldende bestemming.
2.3.1. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Biddinghuizen - Kern (4020)" (hierna: het bestemmingsplan) rusten op het perceel de bestemmingen "Verblijfsdoeleinden" en "Groenvoorzieningen".
Ingevolge artikel 9, onder A, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voort "Verblijfsdoeleinden" aangewezen gronden bestemd voor, voor zover thans van belang, speelvoorzieningen.
Ingevolge artikel 12, onder A, zijn de op de plankaart voor "Groenvoorzieningen" aangewezen gronden bestemd voor, voor zover thans van belang, speelvoorzieningen.
Ingevolge artikel 16, onder A, is het verboden de in het bestemmingsplan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).
2.3.2. De betekenis van het begrip "speelvoorziening" is in het bestemmingsplan niet omschreven, zodat voor de uitleg van dit begrip aansluiting moet worden gezocht bij de betekenis die daaraan in het normale spraakgebruik wordt gegeven. Zoals de voorzieningenrechter met juistheid heeft overwogen, dient volgens het normale spraakgebruik onder een speelvoorziening onder meer te worden verstaan: een voetbal- en basketbalveldje, een speeltuin en ook een jeu de boulesbaan. Anders dan [appellant] betoogt, bestaat geen grond voor het oordeel dat een speelvoorziening als bedoeld in artikel 12, onder A, van de planvoorschriften is beperkt tot een voorziening voor kinderen. Nu het gebruik van het perceel als jeu de boulesbaan niet in strijd is met de op het perceel rustende bestemmingen, heeft de voorzieningenrechter met juistheid overwogen dat het college terecht heeft geweigerd handhavend op te treden.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover deze nog aan het oordeel van de Afdeling onderworpen is, te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Graaff-Haasnoot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2010