200904737/1/M1
Datum uitspraak: 24 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Amstelveen,
het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen,
verweerder.
Bij besluit van 24 juni 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen (hierna: het college) - voor zover hier van belang - de locatie nr. 3a gelegen aan de Boogschutter in de wijk Middenhoven vastgesteld voor een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval (hierna: ondergrondse afvalcontainer).
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de gemeente Amstelveen ingekomen op 14 oktober 2008, beroep ingesteld. De gemeente Amstelveen heeft het beroepschrift doorgezonden aan de rechtbank Amsterdam. De rechtbank Amsterdam heeft het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) doorgezonden aan de Raad van State, waar het beroep op 1 juli 2009 is ontvangen. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 16 februari 2009.
Het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen (hierna: het college) heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 14 januari 2010, waar partijen niet zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 3:42, tweede lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten van een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
Ingevolge artikel 6.7, van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, vierde lid, van de Awb vangt de beroepstermijn voor een geval als hier aan de orde aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. Het besluit van 24 juni 2008 is door het college op 2 juli 2008 bekend gemaakt door publicatie in het Amstelveens Weekblad. Daarbij is mededeling gedaan van de terinzagelegging. De beroepstermijn is aangevangen op 3 juli 2008 en geëindigd op 13 augustus 2008. Het op 13 oktober 2008 gedateerde beroepschrift van [appellanten] is ingekomen op 14 oktober 2008 en derhalve buiten de beroepstermijn ingediend.
2.3. [appellanten] betogen dat zij te laat bekend waren met de inhoud van het besluit van 24 juni 2008. [appellanten] stellen dat het college heeft nagelaten hen als direct betrokken belanghebbende rechtstreeks te informeren aangaande de besluitvorming ter zake. [appellanten] wijzen daarbij op een in de Gondelkoerier van december 2008 gepubliceerd onderzoek naar de bezorging van het Amstelveens Weekblad, onder andere in de wijk Middenhoven, waar zij wonen. Uit dit onderzoek blijkt dat 40% van de bewoners dit blad niet, of onregelmatig ontvangt.
2.4. Uit de stukken blijkt dat het besluit van 24 juni 2008 niet tot [appellanten] is gericht. In verband daarmee was het college niet gehouden aan [appellanten] dit besluit toe te zenden of uit te reiken. Nu het door [appellanten] bedoelde onderzoek in de Gondelkoerier een beknopte weergave is van een beperkte telefonische enquete, ziet de Afdeling hierin geen aanknopingspunt voor het oordeel dat publicatie in het Amstelveens Weekblad geen geschikt middel is voor bekendmaking en mededeling van het besluit. Gezien het vorenstaande zijn er geen omstandigheden aan te wijzen, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [appellanten] in verzuim zijn geweest
2.5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
Het lid van de enkelvoudige kamer w.g. Melse
is verhinderd de uitspraak ambtenaar van Staat
te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2010